dinsdag 22 juli 2014

... wil ik zoveel mogelijk leerlingen tegenkomen.

Ik loop in het centrum van Wageningen. Het is een warme zomerdag en net als veel van mijn collega’s zucht ik zo nu en dan bij de gedachte dat onze vakantie nog steeds niet is begonnen. Slechts een aantal vergaderingen verhindert dat. Vandaag staan er voor mij twee op het verder lege programma: één om half negen en één om kwart over vier. In de tussenliggende uren zucht ik en maak ik afspraken met collega’s die minder tussenuren hebben. Met hen koop ik (saucijzen)broodjes, die ik vervolgens, in het centrum van Wageningen, in mijn eentje opeet, op een bankje. Dit klinkt een stuk zieliger dan het is.

Het is de eerste keer dat ik alleen in Wageningen ben. Wat mij (nu pas) opvalt is het hoge aantal winkels waar je niet voor je plezier – ik niet, althans – maar puur voor praktische doeleinden naar binnen gaat: Blokker, Kruidvat, Action, een kantoorboekhandel, een opticien, twee dierenwinkels luisterend naar de namen Pets Place en Happy Pets. Gelukkig is er ook een ijszaak, een winkel met Oud-Hollands snoep en een souvenirwinkel waar ze vlaggen, bekers en asbakken met Wageningen erop verkopen, denk ik. Mijn keuze valt op de ijszaak, niet in de laatste plaats vanwege een op handen zijnde ruzie tussen een stel in de ijszaak. Inzet is, zo blijkt als ik naar binnen loop, het aantal bolletjes op het ijsje van hun zoon. De jongen, een jaar of vijf, probeert de boel nog wat op te stoken door hard met zijn vuisten op de vitrine te slaan. Ik neem even rustig de tijd om tussen de vuisten door de smaken in me op te nemen.

Cassis en Citroen. Op een hoorntje. Ik heb één bolletje meer dan het kind dat woedend zijn gezicht in de chocolade verstopt. Ik besluit richting de terrassen te lopen; mijn bankje is inmiddels bezet en wie weet wie ik onderweg tegenkom. Ik merk hoezeer ik erop gebrand ben om mensen tegen te komen, leerlingen in het bijzonder. Had ik dan niet veel beter op school kunnen blijven? Nee, het is niet alleen het tegenkomen, het is ook de stad. Het is de leraar in de stad. Omdat de leraar ook de stad in gaat, en ijsjes eet, en naar de Blokker gaat, als hij iets nodig heeft.

Doordat ik de eerste minuten al mijn aandacht op mijn smeltende ijsje moet richten, mis ik de eerste kans op een ontmoeting met een leerling: ik zie hem voorbijlopen en besluit, achteraf gezien geheel terecht, dat het ongepast is om hem terug te roepen. Even verderop dient de volgende gelegenheid zich aan. Een leerling zit met haar moeder op het terras. Ik loop voorbij en kijk quasi achteloos het terras over. Geen contact. Ik vertraag mijn pas. Geen contact. Ik overweeg even om haar naam te roepen, maar bedenk net op tijd dat ik een leraar ben en zij een leerling op een vol terras. Ik haal diep adem en concentreer me op het volgende terras.

Ik loop het centrum uit. Op mijn telefoon zie ik dat het bijna vier uur is. Ik moet opschieten. Snel zet ik muziek aan, mijn koptelefoon op en mijn leerlingantenne uit.

Haar zie ik als eerst. Ze zegt me gedag, volgens mij, want haar lippen bewegen en ze kijkt me verrast aan, zoals je een oud-klasgenoot aankijkt wiens pad je naar eigen inschatting nooit meer zou kruisen. Ik ken de vrouw niet, maar zij mij zo te zien wel, dus ik besluit vriendelijk maar een beetje afstandelijk terug te groeten. Dan krijg ik de jongen in het vizier. Een leerling. Hij groet mij ook, maar niet zoals je een oud-klasgenoot groet, maar eerder een teamgenoot die in de vorige wedstrijd geen bal naar je overspeelde. ‘Heu’, mompelt hij, zichtbaar teleurgesteld dat ik hem en zijn moeder niet had herkend. Terwijl ik verwoede pogingen doe om mijn koptelefoon af te zetten – het snoer heeft op onverklaarbare wijze mijn middel omklemd – probeer ik de leerling duidelijk te maken dat ik hem wel herkende, maar zijn moeder niet. Dat was niet zo gek, toch? Ik had haar immers pas één keer eerder gezien, na de voorstelling van het schoolorkest, waar hij in zit. Ik ben te laat. Als mijn koptelefoon in mijn nek ligt en mijn leerlingantenne weer aan staat, zijn de jongen en zijn moeder al uit het zicht verdwenen.

Dit was de kans. Ik had het verprutst.

‘Kijk! Daar! Aan de overkant! Je nieuwe mentor! Meneer Louwman. Zwaai dan! Zwaaien! Mike! Mike!’ Ik kijk op. Zou het dan toch nog? Aan de overkant zie ik een jongen uit mijn toekomstige mentorklas en zijn zus, die ik vorig jaar in de klas heb gehad. Ik roep iets terug wat op hen ongetwijfeld veel te enthousiast overkomt, maar het kan me niets schelen. Ik zwaai broer en zus uit tot ze de hoek om zijn en ren terug naar school: ik heb niet veel tijd meer en erg veel zin om te rennen.

dinsdag 1 juli 2014

... blik ik terug op mijn ervaringen in vier fijne klassen.

Terwijl Nederland in de ban is van de aanstaande wereldkampioen Nederland en de vakantieplannen niet van de steeds blauwer wordende lucht zijn, blik ik in plaats van vooruit liever even terug. We hebben nog niks, maar ik had wel wat, en wat voor wat!

Ik had bijvoorbeeld een eerste klas. Dit was klas 1hv1; de mentorklas. Het was niet alleen mijn mentorklas, maar ook die van een collega. Met zijn tweeën waren we getuige van de letterlijke en figuurlijke groeispurten van ‘onze’ 27 leerlingen. Onafhankelijk hiervan was en bleef 1hv1 een energieke  klas, een eerlijke klas en boven alles een sociale klas. Vele leuke en minder leuke gebeurtenissen hebben de klas gevormd en de manier waarop de leerlingen met alle veranderingen zijn omgegaan is bewonderenswaardig. Ze toonden zich erg betrokken bij school, de klas en elkaar en verdienen een groot compliment voor hun aandeel in de totstandkoming van klas 1hv1, volgend jaar klas 2hv1.

Een andere klas die ik had - wat een hebzucht - was klas 2g3. Klas 2g3 nam ik eind oktober over van een collega. Ik raakte een fijne, zeer heterogene groep (klas 1hv2) kwijt en kreeg daar een fijne, zeer homogene groep voor terug. De leerlingen uit deze klas waren op elkaar ingespeeld en dachten als één persoon met me mee als het ging om de invulling van lessen. Ze waren bereidwillig en kritisch, een combinatie waarvan ik vaak dankbaar gebruikmaakte. De leerlingen uit klas 2g3 zijn dit jaar overspoeld met spelletjes, experimentele opdrachten, flipping the classroom, keuzeprogramma’s, noem maar op. Als ik de komende jaren in andere klassen het grote grammaticakwartetspel of iets vergelijkbaars organiseer, zal ik altijd aan hen terugdenken.

Dan klas 4v5. Klas 4v5 bestond aan het begin van dit schooljaar uit 34 leerlingen, van wie ik er al een paar kende uit de derde klassen van vorig jaar. Dus begon ik na een uitgebreide voorstelronde vol goede (over)moed aan een namenrondje, met de belofte te trakteren bij vier of meer fouten. Al na de eerste vijf leerlingen had ik het maximum bereikt. De traktatie zette de toon voor het jaar dat volgde. De sfeer in klas 4v5 was altijd goed, soms zo goed dat ik even vergat dat er ook nog wat gedaan of geleerd moest worden. De leerlingen stelden zich open op en hielden rekening met het feit dat het voor mij af en toe nog een beetje zoeken was. Op het einde van het jaar hebben ze met hun positieve beoordeling bijgedragen aan mijn contractverlenging en, nog veel belangrijker, aan mijn zelfvertrouwen.

Datzelfde geldt voor de leerlingen uit klas 5v1. Deze bijna volwassen leerlingen lieten vrijwel direct merken dat ze de nog niet zo heel lang volwassen nieuweling vanzelfsprekend als hun docent beschouwden. Het duurde voor mij iets langer voordat ik hun voorbeeld volgde – ik moest in het begin erg wennen aan de lengte, de lage stem of de herkenbare interesses van sommige leerlingen. Gedurende het hele schooljaar heeft klas 5v1 aan mijn kant gestaan, ook als ik er af en toe naast zat of het even niet wist. Dan zag ik hoe leerlingen het opmerkten en zich vervolgens inhielden, om niet teveel van de wijs te brengen. Dit had als effect dat ik steeds meer (fout) durfde te doen en steeds meer aandacht kon besteden aan hen, in plaats van aan mezelf. Ik heb de leerlingen uit 5v1 hierdoor steeds beter leren kennen. Hopelijk kan ik daar volgend jaar mee doorgaan.

Nu ben ik toch aan het vooruitkijken. Vooruit: Nederland wordt uitgeschakeld in de halve finale, of in de finale, of ze worden wereldkampioen. Ik heb eigenlijk geen idee. En over exact een jaar schrijf ik weer zo'n stukje, over dezelfde klassen, of over andere. Daar ben ik van overtuigd.