dinsdag 28 april 2015

... geef ik les aan de drukste klas.

Het is iets wat ik jaren achter elkaar heb gehoord, uit de monden van verschillende docenten: ‘Jullie zijn de drukste klas. Er is geen klas die zoveel herrie maakt als die van jullie.’ Het was stom toevallig dat ik elk jaar weer in die drukste klas zat óf het was een constatering die docenten elk schooljaar weer op allerlei klassen loslieten, in een (laatste) poging om de drukke leerlingen uit de drukke klassen stil te krijgen. Hoe dan ook: ik heb zes jaar in de drukste klas gezeten. Misschien lag het wel aan mij.

Op de basisschool al kregen we commentaar op onze drukheid. Toen was dat commentaar nog op ons als individuele leerlingen gericht. Ik scoorde een 4 uit 5 voor drukheid. Ik was dus druk, soms was ik te druk. Omdat ik niet 5 uit 5 had werd er niet gevreesd voor ADHD, maar het ging wel die kant op. Op de middelbare school kregen we cijfers, voor vakken. Drukheid werd niet in cijfers uitgedrukt, maar lag wel aan de cijfers ten grondslag, als ik mijn docenten mocht geloven. Als iemand van ons een onvoldoende haalde, lag dat aan zijn of haar drukke gedrag in de les.

Een goede les verliep in stilte, of in ieder geval in rust. Wie druk wilde zijn, deed dat maar bij gym of op de gang, op weg naar de volgende les. In de les ging je op een stoel zitten om daar vijftig minuten niet af te komen en als je iets wilde zeggen, stak je netjes je vinger op. Daarna wachtte je op je beurt. Deed je dat niet, dan kreeg je een preek van de docent die dan deed wat jij niet mocht doen: ongevraagd, hard en lang door de klas praten. Ik zal niet zeggen dat het er altijd zo aan toe ging, maar vaak genoeg wel. Ik zou het later heel anders doen. Bij mij in de les zou er altijd ruimte zijn voor creativiteit, voor beweging, voor de spontane inbreng van leerlingen.

Vandaag, tijdens het laatste uur, heb Ik de leerlingen opgedragen tot het einde van de les hun mond te houden. Dat was niet voor het eerst. Er werd veel gekletst naar aanleiding van een vraag die ik de klas gesteld had. Iets over spelfouten. Ik vond de klas op dat moment een drukke klas, de drukste misschien wel. Leerlingen waren spontaan met elkaar in discussie gegaan en ik was moe en had geen zin om leerlingen die ruimte te geven. Vandaag moest iedereen stil zijn. En ze moesten op hun stoel blijven zitten. En wie iets wilde zeggen, stak zijn vinger op.

Morgen kom ik terug op de vraag over spelfouten.

vrijdag 17 april 2015

... moet ik leren loslaten.

Het is de laatste les. Voor leerlingen is het de laatste les Nederlands ooit, voor mij de laatste les met deze leerlingen. Ooit. Dat is een raar besef. Ik ken de meeste leerlingen nog niet zo lang, maar ik vind het maar niks dat ik ze hierna nooit meer in de klas heb. Ik wil ze alles vertellen, alles wat ik de vorige lessen ook al heb gezegd, wat ik ben vergeten te zeggen of wat ik toen nog niet wist. Ik wil ze vertellen over hun eindexamen, dat ze goed naar de vraagstelling moeten kijken en naar de eerste en laatste zinnen van alinea’s, die zijn belangrijk. Alles wat al zo vaak voorbijgekomen is lijkt te zijn vervlogen, niet (alleen) bij de leerlingen, maar (ook) bij mij.

Daarnaast wil ik ze vertellen dat ik het knap vind hoe ze het doen, op school, en buiten school, al weet ik van dat laatste weinig tot niets. Toch voel ik die behoefte, de behoefte om iedereen overal in te prijzen, misschien omdat dat nodig is, misschien omdat ik dat nodig heb, misschien omdat het de laatste les is. Ik vind het een fijne klas, eigenlijk wil ik dat zeggen. Ik vind mezelf ook fijn in die klas. Dat gaat vanzelf. Ik had in deze klas een heleboel dingen anders willen doen, maar dat maakt nu niets meer uit. Ik wil vertellen dat ik het een fijn jaar vond. Dat kan wel, toch? Zouden de leerlingen me geloven? Of, beter nog, zouden ze het al weten?

Ik wil vragen wat de leerlingen na dit jaar gaan doen. En daarvoor, wat ze voor hierna gaan doen, in de vakantie, in de zo lange vakantie die voor mij niet lang genoeg kon duren, destijds. Zouden zij er ook zo aan toe zijn? En waar zouden ze nog meer aan toe zijn? Aan studeren? Aan vrijheid? Een nieuwe stad? Een nieuw land? Of iets heel anders? Ik ben benieuwd naar wat de leerlingen willen, na school, als alles kan of in ieder geval veel meer dan daarvoor. Ikzelf wilde zo snel mogelijk op eigen benen staan en ging op kamers wonen, in Tilburg, met mijn broer. Ik ging filosofie studeren en werken bij de schouwburg. Ik woonde het eerste jaar op een steenworp afstand van mijn ouders, maar toch was alles anders. In de klas zitten 27 leerlingen voor wie over een paar maanden ook alles anders is. Althans, dat denk ik, en misschien hoop ik het ook.

Ze hebben gekozen voor een tussenjaar, een reis of ze gaan studeren: biomedische wetenschappen, culturele antropologie, science, business and innovation, econometrie, Japanstudies, archeologie, liberal arts and science, logopedie, pop-/rockacademie, wiskunde, civiele techniek, farmacie, informatica, kunstmatige intelligentie, geneeskunde, psychology and technology, medische biologie.

Ik wens iedereen heel veel geluk toe met alles wat er komen gaat, te beginnen met de examens!

dinsdag 7 april 2015

... kan ik niemand vertrouwen.

Nikki is de mol. Het kan niet anders. Ze was gisteren te laat in de les, wat een hoop ophef veroorzaakte. Pas een paar minuten later kon ik verder met mijn uitleg. De dag ervoor was er ook al iets met Nikki: toen zat ze een hele tijd onder haar tafel, zogenaamd op zoek naar haar gum. Mij houdt ze niet meer voor de gek. Draai Nikki om en je krijgt ik kin. Als ik me niet vergis had ze op haar kin laatst een pleister van Alfred Jodokus Kwak. En de vader van Alfred is een … Precies. Nikki is de mol. Het kan niet anders.

Eén voor één werden de leerlingen uit het lokaal gehaald. De spanning was voelbaar. Het zou niet lang duren. Buiten zaten twee klasgenoten. Zij hadden voor zich een opschrijfboekje liggen. Hierin verdwenen belangrijke gegevens van kandidaten, en van de mol. Sommige leerlingen wisten hun schoenmaat niet. Dit werd genoteerd in het boekje. Sommige leerlingen zeiden dat ze al een idee hadden wie de mol was. Een leerling wilde niet meedoen omdat ze bang was niet te kunnen liegen. Haar werd door meerdere leerlingen hulp beloofd. De mol kreeg te horen dat hij of zij de mol was.

Ik denk toch niet dat Nikki de mol is. Ze had een 9 voor haar s.o. en ze had voor de vierde keer op rij het huiswerk af. Daarbij bleek haar gum inderdaad onder tafel te liggen - ik vond hem gisteren na de les, onder de tafelpoot. De beste vriendin van Nikki is Danique en zij is nu mijn hoofdverdachte. Danique had mijn bordstiften geleend en toen ze de stiften teruggaf bleken de doppen te zijn verwisseld. Ik heb zeker een minuut gezocht naar de blauwe stift, die Danique een zwarte dop had gegeven. Danique had bovendien een keer gezegd dat ze niet bang was in het donker en haar achternaam is De Graaf. Eigenlijk kan het niet anders: Danique is de mol.

Misschien is dit allemaal verzonnen en ben ik de mol; schrijf ik dit stukje terwijl ik eigenlijk les zou moeten geven. Of heb ik zojuist alle leerlingen naar huis gestuurd, of een toets laten maken die ik niet had aangekondigd. Misschien stuur ik expres lesmateriaal niet naar de drukker of kijk ik alle inhaaltoetsen pas volgende week na. Het is best fijn om te mollen, om eens een keer blij te zijn met de dingen die mislukken. Vorige les kon ik bijvoorbeeld prima leven met mijn laptop die ineens uitviel. Achterin de klas zat iemand die dat ook niet erg vond. Ze lachte, voorzichtig, maar duidelijk genoeg voor mij om het te zien. Ik schreef het op in mijn mollenboekje: ‘Danique lacht om uitvallen laptop. Danique is de mol.’