De middelbare school duurde voor mij een jaar te lang. Ik heb een leuke
schooltijd gehad, maar in het laatste jaar had ik er vaak geen zin meer in. Ik was meer bezig
met het volgende jaar waarin alles mogelijk was of leek en docenten leken op
hun beurt ook steeds vaker door hun stof en motivatie heen te zijn. Intussen
wilde ik niets liever dan ooit voor de klas staan en baalde ik enorm
als ik iets had gemist op school: een sinaasappelgevecht in de aula, een
gamesessie in het computerlokaal of een rondje langs onze weekenden met de
mentor. Het laatste jaar op de middelbare school was even onzinnig als
onmisbaar, een combinatie die vraagt om een voorbeeld.
In 2005, het jaar waarin mijn laatste schooljaar begon, werd ons verteld
dat we een profielwerkstuk moesten maken. We zouden meteen duo’s vormen, waarna
we begonnen met brainstormen. Dat brainstormen mocht maximaal een week of zes
duren. Het resultaat was een onderwerp dat aansloot op ten minste twee
schoolvakken en een docent die ging vertellen wat er precies moest gebeuren.
Wij kozen voor een cabaretier als onderwerp. De cabaretier kenden wij als
onze docent Nederlands in de derde klas. Hij zou dus in zijn voorstellingen wel
iets met taal doen, dachten wij. Onze begeleider vond dat een logische gedachte
en feliciteerde ons met het originele onderwerp. Na de loftuitingen kwam ze uit
op een belangrijk kritiekpunt. Het onderwerp was wel erg algemeen. Wat wilden
we precies onderzoeken? En was één cabaretier genoeg voor de betrouwbaarheid
van onze resultaten? Wij kregen een paar weken de tijd om over deze vragen na
te denken. Na een paar maanden - in de wintermaanden waren we zelden compleet -
waren we eruit: we wilden onderzoek doen naar het taalgebruik van Nederlandse
cabaretiers in hun voorstellingen. Onze begeleider reageerde enthousiast. Ze
formuleerde een onderzoeksvraag die goed paste bij ons bijgeschaafde onderwerp.
We maakten een planning waarin stond dat we één dezer maanden een keer op
bezoek zouden gaan bij ons onderzoekssubject. Dat lukte. Op een koude dag
ergens in één van die maanden stonden we voor de deur van een binnenstadspand
in Amsterdam. We hadden op de weg ernaartoe bij de Mac twee grote milkshakes
gekocht. Onze ex-docent/cabaretier woonde op de bovenverdieping. Hij schonk ons
koffie in en vroeg ons of er op school nog dingen gebeurd waren die hij
misschien kon verwerken in zijn volgende voorstelling. Hij lachte net hard
genoeg om te voorkomen dat we antwoord zouden geven. Daarna vertelde hij ons
hoe leuk maar ook hoe zwaar het leven van een cabaretier was en dat er
overeenkomsten waren tussen lesgeven en op het podium staan. ‘De klas is
eigenlijk ook een soort podium’, zei hij misschien wel. Tot slot vroeg hij waar
ons onderzoek over ging. We keken op ons horloge. Over twintig minuten vertrok
onze trein.
Gauw graaide hij een aantal boeken en dvd’s uit de kast. Het waren
voornamelijk uitgeschreven en opgenomen cabaretvoorstellingen, aangevuld met
een paar boeken over stijlfiguren. Thuis zochten we op wat dat waren,
stijlfiguren. Daarna keken we ieder tientallen uren naar Herman Finkers, Hans
Teeuwen, Theo Maassen, Youp van het Hek, Brigitte Kaandorp en ga zo maar door.
We keken sommige voorstellingen wel drie keer om er zeker van te zijn dat we
niets hadden gemist.
Aan het einde van het jaar gingen we met het ruwe materiaal naar onze
begeleider. Zij was onder de indruk, zei ze, al had ze wederom iets aan te
merken: we hadden het materiaal nog niet verwerkt. Wat ze daarmee bedoelde?
Nou, we hadden geen categorieën, geen deelonderwerpen, geen selectie gemaakt,
geen structuur aangebracht. Het was slechts een berg met data, door ons
verzameld tijdens het (op de bank, met chips, bier en vrienden) kijken van de
voorstellingen. Ze liet ons zien hoe we de data in haar ogen het best konden
verwerken, door een schema te tekenen en in te vullen. Wij knikten en namen
dankbaar een voorschot op de V die we voor ons profielwerkstuk zouden krijgen.
Het maken van een profielwerkstuk
heeft me niet veel geleerd, hooguit hoe belangrijk het is om een leuk onderwerp
te kiezen en gebruik te maken van beschikbare hulp en kennis. Toch waren het
onvergetelijke momenten, onze afspraak in Amsterdam, de dvd-sessies, de
bijeenkomsten met onze begeleider. Ik had het allemaal voor geen goud willen
missen, net als het hele zesde jaar, trouwens.