Deze week
hebben de eersteklassers introweek. En wij ook. Want ook voor ons is
alles ook weer een beetje nieuw. De introweek bestaat uit kennismakingsspellen,
een rondleiding door de school, uit het geven van informatie over school en uit
een introkamp. Het introkamp vindt plaats in Oosterbeek. Ik heb me laten
vertellen dat we dan een heuvel over moeten fietsen. Verder zou de route
zich vanzelf wijzen.
Het is mijn
tweede jaar als mentor van een eerste klas. Vorig jaar gingen we niet op kamp,
maar deden we extra kennismakingsspellen en gaven we nog meer informatie over
school. Gelukkig ben ik op mijn middelbare school wel eens op kamp geweest met
eersteklassers. Als eersteklasser, dat wel.
Ik heb een
hesje aan, net als de leerlingmentoren uit de vijfde klas die meefietsen. Zo
kan iedereen ons goed zien en het staat professioneel als we midden op de weg
het verkeer tegenhouden. De leerlingen fietsen twee aan twee. Ik ben op de
fiets van de teamleider. Met één hand houd ik het stuur vast, met de andere
mijn telefoon met daarop de route. Om de paar minuten kijk ik over mijn
schouder om te zien of iedereen er nog is. Ik zie steeds alleen de eerste acht á tien leerlingen. Eén keer val ik bijna. Met de leerlingen gaat alles goed.
Op kamp zijn
er spellen uitgezet. Er wordt ook gevoetbald. De jongens tegen de meisjes en
mij. Ik probeer op de achtergrond te blijven, maar moet een paar keer ingrijpen
bij gevaarlijke solo’s van de niet-PSV’ers uit de klas. Als er gevraagd wordt wie er meehelpt met koken, probeer ik me onzichtbaar te maken. Ik wil nog even
doorgaan. Het plan slaagt. We eindigen met een potje twee tegen één; de twee
leerlingen besluiten uiteindelijk, badend in het zweet, dat het mooi geweest is.
’s Avonds verknip
ik de route - ik had hem voor de zekerheid ook geprint - tot Levendstrategokaartjes. Om me heen verzamelen zich steeds meer
nieuwsgierige leerlingen. Ze stellen vragen waarover ik nog niet nagedacht heb.
Terwijl ik met een bijna lege pen de rangen op de kaartjes kras, zie ik het buiten
steeds donkerder worden. Ook al niet aan gedacht. Als we de leerlingen meenemen
naar het bos, bekruipt me een angstig gevoel. Wat nou als er één verdwaalt, op
zoek naar de vlag die dan misschien allang gevonden is? Wat nou als er één
struikelt over een boomstam en iets breekt? In het basiskamp bid ik voor een slecht
verstopte vlag. Als het spel afgelopen is, roep ik zo hard dat mijn stem
overslaat. De leerlingen verzamelen zich uitgelaten bij de rand van het bos. Ze
hadden het erg leuk gevonden. Gelukkig.
Dan is het bedtijd. In
afwachting van éénendertig mannen met hamers voeg ik me bij de kaartende collega-mentor
en leerlingmentoren. Uit mijn ooghoek zie ik geen mannen met hamers, maar jongens en meisjes in pyjama. Lichten gaan uit en aan. Zo nu en dan hoor ik leerlingen lachen, schreeuwen of zingen. Dan komt een meisje naar ons toe. Ze vraagt of het op de slaapzaal stil kan zijn. Wij geven de
boodschap door en tellen de koppen. Twee te weinig. Buiten zien we in de
donkerte schimmen bewegen achter de fietsen, op weg naar de andere slaapzaal,
waar de jongens uitnodigend dansen in het felle licht. We gebaren dat ze terug moeten. Een half uur later staan
ineens alle leerlingen bij de deuren van de slaapzaal. Ik moet denken aan de
stormlopen die ik als verlegen leerling op kamp wel eens letterlijk en figuurlijk
langs me heen zag gaan. Boos
geven we iedereen de opdracht nu toch echt te gaan slapen. We weten niet in
hoeverre die boosheid echt is en dat we nog zeker drie uur wakker zullen blijven.
De volgende
ochtend is al onze onwetendheid verdwenen. Bij het ontbijt prijzen we de positieve energie en het
doorzettingsvermogen van de leerlingen. Het was een gezellige nacht geweest en een gezellig kamp. De kiem voor een mooi jaar is gelegd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten