vrijdag 26 december 2014

... hoop ik op betere tijden.

Als leerling nam ik elke dag geld mee naar school. Het geld dat ik met kranten bezorgen verdiende – dat was in guldens heel veel en later in euro’s nog steeds meer dan nodig – zette ik op school in voor het toepen of gaf ik uit bij de catering. Ik nam altijd brood mee van thuis en het meeste at ik op, maar ik hield steevast ruimte over voor iets anders, iets lekkers. In een hoek van de aula, achter een hekje en een brede toonbank met van die broodetalages die je ook bij de bakker hebt, werden voor niet zoveel geld de beste broodjes kipcorn, gezond (met mayo) en kroket verkocht. Nog goedkoper waren de vooral bij brugklassers populaire Smackrepen. Deze kostten je per stuk slechts 10 cent en een gaatje. Je kon bij de catering ook drinken kopen. Als ik nu in een beker met chocolademelk mijn neus ophaal – wat niet vaak gebeurt – dan ruik ik de catering en dan heb ik heimwee naar de combinatie van een Chocomel met een suikerwafel, die warm was zonder dat iemand ooit wist hoe dat kon.

Ik heb een nieuwe tv. Het is een platte met een pakket erbij waardoor ik nu ook zenders als Fox Sports, ARD, Nickelodeon jr. en 24 Kitchen kan ontvangen. Op 24 Kitchen is Jamie Oliver te zien, vrijwel de hele dag. Vandaag is Jamie te gast op een middelbare school in Amerika. Bij binnenkomst stelt hij zich uitgebreid voor aan het schoolhoofd die hem wantrouwend aankijkt. De man, een zwetende veertiger met een ringbaardje, een dikke buik en bretels, neemt hem plichtsgetrouw mee naar de kantine, waar kinderen tussen de 8 en 12 jaar een bord met kipnuggets naar binnen werken. Eén jongen vertelt dat hij de vorige avond thuis ook kipnuggets had gegeten en dat hij vanavond hamburgers gaat eten, wat hij jammer vindt omdat hij niet van de sla houdt die altijd op de hamburger ligt. Ik moet denken aan de keren dat ik kipnuggets at, op school. In de bovenbouw kochten we bij de Mac wel eens twintig kipnuggets (per persoon) om die op school op te eten, in de pauze, als iedereen het moest doen met een broodje kroket, waar maar één zakje mosterd bij zat. Als we diezelfde avond friet aten voelde ik me een beetje schuldig; anders niet.

Op mijn moeders school werkt een kok. De kok staat bekend om zijn soepen. Hij maakt ze in grote hoeveelheden en verkoopt ze samen met leerlingen aan leerlingen, voor vijftig cent per kom. Voor leerlingen met een krantenwijk zit er voor een euro ook nog een vers belegd broodje in. Vlak voor de kerstvakantie moest de kok van zijn laatste soepporties af. Mijn moeder nam dankbaar een paar gevulde Tupperwarebakjes mee naar huis en zo maakte ik afgelopen maandag kennis met de wortelsoep, de champignonsoep en met de zalm-venkelsoep, een soep zo lekker dat ik spontaan zin kreeg om mijn boeken te kaften. Tijdens het eten moet ik denken aan Cup a Soup, dat ikzelf wel eens kocht op school. Ik zie hoe de inhoud van een zakje als verregende confetti aan het lauwwarme wateroppervlak verschijnt, wachtend op het einde. Ik neem snel nog een hap zalm en voor me lossen scheikundige problemen zich als vanzelf op. Ik neem me voor nooit meer kipnuggets te eten.

Vandaag zit ik naast een collega met een avocado en een lepel. Aan mijn andere kant staat, op tafel, een Tupperwarebakje met daarin een pijnboompitjessalade. Ik heb een broodje rookworst gekocht, bij de catering, met mosterd, twee zakjes, omdat het met mij nooit meer goedkomt.

vrijdag 5 december 2014

... doe ik nog steeds niets nuttigs in tussenuren.

De les valt uit, want ik heb mondelingen. Of ik heb mondelingen, maar de les wordt opgevangen. Eén van de twee, vier weken lang, een paar dagen per week, de komende tijd.

Als er bij mij op school een les uitviel, waren er verschillende dingen die we konden doen. We konden de stad in gaan. Met zijn allen, op de fiets. De stad in gaan stond gelijk aan de McDonalds in gaan, maar we noemden het de stad in gaan, omdat dat later wat meer indruk maakte op leerlingen die dat uur geen uitval hadden. In de McDonalds bestelden we kipnuggets en milkshakes, zo vaak als de lengte van de rijen en ons eettempo het toelieten. Intussen keken we beurtelings op ons horloge of we niet alweer in de volgende les verwacht werden.

Optie twee was toepen, in de aula, op school. Er had altijd wel iemand een stok kaarten bij zich omdat er altijd wel een les uitviel of op het punt stond om uit te vallen. We toepten in redelijk vaste formaties, maar om de een of andere reden was er elke keer wel een nieuwe speler in ons midden aan wie de regels uitgelegd moesten worden. Ik kan me derhalve meer open proefpotjes herinneren dan daadwerkelijke toepsessies met zwetende spelers die hun broodje kipcorn van de catering in rook zagen opgaan. Ja, we speelden – als we eenmaal echt begonnen waren – voor geld en dat mocht niet, van school. Af en toe vroeg een voorbijlopende docent dan ook: ‘Toepen jullie nou voor geld, jongens?’ ‘Nee hoor.’ ‘Heel goed, jongens. Nooit doen, hoor.’ Eén keer liet ik per ongeluk een stapel gewonnen (losse) euro’s vallen, maar de docent die ons net had toegesproken deed gelukkig net of hij niets hoorde.

Waar optie twee bij ons vooral in de bovenbouw populair was, daar was de derde en laatste invulling de meest geliefde toen we in de eerste klas zaten. Ik zie het leerlingen nu nog steeds wel eens spelen, tot mijn verbazing, want het is eigenlijk helemaal geen leuk spel. Ik vond het als leerling ook niet leuk, maar ik deed mee omdat al mijn vrienden meededen. Ik heb het over LTS. LTS staat voor God mag weten wat en bij LTS is het de bedoeling dat je iemand eerst door en daarna tegen zijn benen schopt. Iedereen lacht er heel hard en overdreven bij, wat het spel onderscheidt van een ordinaire vechtpartij. Pas als het slachtoffer bij een afgesproken paal of muur is aangekomen, stopt het schoppen. Het lachen gaat verder. Niemand weet precies waarom hij lacht.

Misschien is het vanwege LTS dat onderbouwlessen niet zomaar uitvielen. Op mijn school was er een man, wiens naam ik vergeten ben maar wiens geplooide gezicht zich in mijn geheugen vastgezet heeft, die lessen van afwezige docenten opving. Deze man maakte altijd een wat verstrooide indruk, wist nooit wat het huiswerk was en hij liet ons galgje spelen in de les, en boter kaas en eieren – nu zouden we bij hem op onze telefoons mogen. Als we aan het einde van de les tegen de deur aan geplakt stonden, keek hij ons met een grijnzend gezicht en zei hij: ‘Hop, wegwezen, stelletje bandieten.’ Hij had ons weer behoed van een behoorlijk aantal blauwe plekken.

Ook op mijn huidige school worden onderbouwlessen zoveel mogelijk opgevangen. Bovenbouwlessen vallen uit – tenzij de docent er gewoon is. Wat zouden leerlingen uit de bovenbouw gaan doen als ze een tussenuur hebben? Is dat een rare vraag? Ik zie nooit een groepje toepen en ik weet in Wageningen geen McDonalds te vinden. Soms zie ik een paar leerlingen in de aula zitten. Ze lijken rustig te wachten tot hun tussenuur voorbij is. Andere leerlingen zitten in het studiehuis – waar je bij ons alleen kwam als je straf had – hun tijd nuttig te besteden. Dat vind ik knap. In mijn tussenuren zit ik op Facebook of bestel ik een tweepersoonsmatras op de site van IKEA. Waarschijnlijk lopen er leerlingen rond in de nabijgelegen Spar, zijn er leerlingen bij een leerling thuis of op een veldje aan het voetballen. Misschien gaan er leerlingen de stad in. Misschien gaan zij ook wel echt de stad in.