vrijdag 5 december 2014

... doe ik nog steeds niets nuttigs in tussenuren.

De les valt uit, want ik heb mondelingen. Of ik heb mondelingen, maar de les wordt opgevangen. Eén van de twee, vier weken lang, een paar dagen per week, de komende tijd.

Als er bij mij op school een les uitviel, waren er verschillende dingen die we konden doen. We konden de stad in gaan. Met zijn allen, op de fiets. De stad in gaan stond gelijk aan de McDonalds in gaan, maar we noemden het de stad in gaan, omdat dat later wat meer indruk maakte op leerlingen die dat uur geen uitval hadden. In de McDonalds bestelden we kipnuggets en milkshakes, zo vaak als de lengte van de rijen en ons eettempo het toelieten. Intussen keken we beurtelings op ons horloge of we niet alweer in de volgende les verwacht werden.

Optie twee was toepen, in de aula, op school. Er had altijd wel iemand een stok kaarten bij zich omdat er altijd wel een les uitviel of op het punt stond om uit te vallen. We toepten in redelijk vaste formaties, maar om de een of andere reden was er elke keer wel een nieuwe speler in ons midden aan wie de regels uitgelegd moesten worden. Ik kan me derhalve meer open proefpotjes herinneren dan daadwerkelijke toepsessies met zwetende spelers die hun broodje kipcorn van de catering in rook zagen opgaan. Ja, we speelden – als we eenmaal echt begonnen waren – voor geld en dat mocht niet, van school. Af en toe vroeg een voorbijlopende docent dan ook: ‘Toepen jullie nou voor geld, jongens?’ ‘Nee hoor.’ ‘Heel goed, jongens. Nooit doen, hoor.’ Eén keer liet ik per ongeluk een stapel gewonnen (losse) euro’s vallen, maar de docent die ons net had toegesproken deed gelukkig net of hij niets hoorde.

Waar optie twee bij ons vooral in de bovenbouw populair was, daar was de derde en laatste invulling de meest geliefde toen we in de eerste klas zaten. Ik zie het leerlingen nu nog steeds wel eens spelen, tot mijn verbazing, want het is eigenlijk helemaal geen leuk spel. Ik vond het als leerling ook niet leuk, maar ik deed mee omdat al mijn vrienden meededen. Ik heb het over LTS. LTS staat voor God mag weten wat en bij LTS is het de bedoeling dat je iemand eerst door en daarna tegen zijn benen schopt. Iedereen lacht er heel hard en overdreven bij, wat het spel onderscheidt van een ordinaire vechtpartij. Pas als het slachtoffer bij een afgesproken paal of muur is aangekomen, stopt het schoppen. Het lachen gaat verder. Niemand weet precies waarom hij lacht.

Misschien is het vanwege LTS dat onderbouwlessen niet zomaar uitvielen. Op mijn school was er een man, wiens naam ik vergeten ben maar wiens geplooide gezicht zich in mijn geheugen vastgezet heeft, die lessen van afwezige docenten opving. Deze man maakte altijd een wat verstrooide indruk, wist nooit wat het huiswerk was en hij liet ons galgje spelen in de les, en boter kaas en eieren – nu zouden we bij hem op onze telefoons mogen. Als we aan het einde van de les tegen de deur aan geplakt stonden, keek hij ons met een grijnzend gezicht en zei hij: ‘Hop, wegwezen, stelletje bandieten.’ Hij had ons weer behoed van een behoorlijk aantal blauwe plekken.

Ook op mijn huidige school worden onderbouwlessen zoveel mogelijk opgevangen. Bovenbouwlessen vallen uit – tenzij de docent er gewoon is. Wat zouden leerlingen uit de bovenbouw gaan doen als ze een tussenuur hebben? Is dat een rare vraag? Ik zie nooit een groepje toepen en ik weet in Wageningen geen McDonalds te vinden. Soms zie ik een paar leerlingen in de aula zitten. Ze lijken rustig te wachten tot hun tussenuur voorbij is. Andere leerlingen zitten in het studiehuis – waar je bij ons alleen kwam als je straf had – hun tijd nuttig te besteden. Dat vind ik knap. In mijn tussenuren zit ik op Facebook of bestel ik een tweepersoonsmatras op de site van IKEA. Waarschijnlijk lopen er leerlingen rond in de nabijgelegen Spar, zijn er leerlingen bij een leerling thuis of op een veldje aan het voetballen. Misschien gaan er leerlingen de stad in. Misschien gaan zij ook wel echt de stad in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten