De les valt
uit, want ik heb mondelingen. Of ik heb mondelingen, maar de
les wordt opgevangen. Eén van de twee, vier weken lang, een paar dagen per week,
de komende tijd.
Als er bij
mij op school een les uitviel, waren er verschillende dingen die we konden doen.
We konden de stad in gaan. Met zijn allen, op de fiets. De stad in gaan stond
gelijk aan de McDonalds in gaan, maar we noemden het de stad in gaan, omdat dat
later wat meer indruk maakte op leerlingen die dat uur geen uitval hadden. In
de McDonalds bestelden we kipnuggets en milkshakes, zo vaak als de lengte van
de rijen en ons eettempo het toelieten. Intussen keken we beurtelings op ons
horloge of we niet alweer in de volgende les verwacht werden.
Optie twee
was toepen, in de aula, op school. Er had altijd wel iemand een stok kaarten
bij zich omdat er altijd wel een les uitviel of op het punt stond om uit te
vallen. We toepten in redelijk vaste formaties, maar om de een of andere reden
was er elke keer wel een nieuwe speler in ons midden aan wie de regels
uitgelegd moesten worden. Ik kan me derhalve meer open proefpotjes herinneren
dan daadwerkelijke toepsessies met zwetende spelers die hun broodje kipcorn van
de catering in rook zagen opgaan. Ja, we speelden – als we eenmaal echt
begonnen waren – voor geld en dat mocht niet, van school. Af en toe vroeg een
voorbijlopende docent dan ook: ‘Toepen jullie nou voor geld, jongens?’ ‘Nee
hoor.’ ‘Heel goed, jongens. Nooit doen, hoor.’ Eén keer liet ik per ongeluk een
stapel gewonnen (losse) euro’s vallen, maar de docent die ons net had
toegesproken deed gelukkig net of hij niets hoorde.
Waar optie
twee bij ons vooral in de bovenbouw populair was, daar was de derde en laatste
invulling de meest geliefde toen we in de eerste klas zaten. Ik zie het
leerlingen nu nog steeds wel eens spelen, tot mijn verbazing, want het is eigenlijk
helemaal geen leuk spel. Ik vond het als leerling ook niet leuk, maar ik deed mee
omdat al mijn vrienden meededen. Ik heb het over LTS. LTS staat voor God mag
weten wat en bij LTS is het de bedoeling dat je iemand eerst door en daarna
tegen zijn benen schopt. Iedereen lacht er heel hard en overdreven bij, wat het
spel onderscheidt van een ordinaire vechtpartij. Pas als het slachtoffer bij
een afgesproken paal of muur is aangekomen, stopt het schoppen. Het lachen gaat
verder. Niemand weet precies waarom hij lacht.
Misschien is
het vanwege LTS dat onderbouwlessen niet zomaar uitvielen. Op mijn school was
er een man, wiens naam ik vergeten ben maar wiens geplooide gezicht zich in
mijn geheugen vastgezet heeft, die lessen van afwezige docenten opving. Deze
man maakte altijd een wat verstrooide indruk, wist nooit wat het huiswerk was
en hij liet ons galgje spelen in de les, en boter kaas en eieren – nu zouden we
bij hem op onze telefoons mogen. Als we aan het einde van de les tegen de deur
aan geplakt stonden, keek hij ons met een grijnzend gezicht en zei hij: ‘Hop, wegwezen,
stelletje bandieten.’ Hij had ons weer behoed van een behoorlijk aantal blauwe
plekken.
Ook op mijn
huidige school worden onderbouwlessen zoveel mogelijk opgevangen.
Bovenbouwlessen vallen uit – tenzij de docent er gewoon is. Wat zouden
leerlingen uit de bovenbouw gaan doen als ze een tussenuur hebben? Is dat een
rare vraag? Ik zie nooit een groepje toepen en ik weet in Wageningen geen
McDonalds te vinden. Soms zie ik een paar leerlingen in de aula zitten. Ze
lijken rustig te wachten tot hun tussenuur voorbij is. Andere leerlingen zitten
in het studiehuis – waar je bij ons alleen kwam als je straf had – hun tijd
nuttig te besteden. Dat vind ik knap. In mijn tussenuren zit ik op Facebook of
bestel ik een tweepersoonsmatras op de site van IKEA. Waarschijnlijk lopen er
leerlingen rond in de nabijgelegen Spar, zijn er leerlingen bij een leerling
thuis of op een veldje aan het voetballen. Misschien gaan er leerlingen de stad
in. Misschien gaan zij ook wel echt de stad in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten