zaterdag 3 januari 2015

... vraag ik om een herkansing.

Het was mijn eerste negen die ik haalde sinds ik de baard in de keel had. Na een vliegende start in de eerste klas waren al mijn negens zo langzamerhand omgedraaid en als ik mijn docenten mocht geloven zou ik op deze manier in de problemen komen, te beginnen tijdens het mondeling Nederlands. Ik had immers maar een paar boeken van de lijst gelezen en dat zou geheid resulteren in een onvoldoende voor het mondeling, zo had de docent Nederlands ons in een les met zachte, dreigende stem voorspeld. Op het moment dat ze dat zei werd het doodstil in de klas. Eén klasgenoot lachte zijn tanden bloot: hij had, zo bleek later, alle boeken gelezen. We keken met zijn allen onbegrijpend maar ook dankbaar naar hem. Hij zou het druk krijgen, de volgende weken.

Voordat het verhaal verder gaat, moet ik natuurlijk, als docent Nederlands, even uitleggen waarom ik niet alle boeken van de lijst gelezen had. Allereerst vond ik het vervelend om boeken te lezen die iedereen las. Voor onze lijst konden we kiezen uit een handvol stukgelezen Nederlandse klassiekers, terwijl ik zelf boeken wilde ontdekken, zodat ik erover kon vertellen aan iemand die nog nooit van het boek gehoord had, in plaats van aan iemand die het boek van haver tot gort kende en puntgave verwachtingen had over wat ik erover ging vertellen. Een belangrijkere reden was dat ik een paar jaar geen tijd kon en wilde vinden voor lezen. Ik wist dat ik het leuk vond om te doen, maar misschien wilde ik juist daarom mijn aandacht richten op alles waarvan ik nog niet precies wist wat ik ervan vond. Met andere woorden: lezen was leuk en omdat ik dat al wist was het saai. Ten slotte had ik van teamgenoten uit hogere klassen gehoord dat je ook zonder boeken te lezen het mondeling met een prima cijfer kon afsluiten. Je zou wel gek zijn als je alle boeken ging lezen.

Na het laatste uur, volgens mij op een woensdag, was ik aan de beurt. Na mij was de lachende jongen. Omdat het mondeling vóór mij uitliep, zaten we een tijdje samen te wachten, zoals je samen wacht op de tandarts, degene die je tanden er één voor één uit gaat trekken. Althans, zo beleefde ik het, hij zal waarschijnlijk vrolijke gedachtes gehad hebben, over die keer dat hij de woonkamer nog niet in mocht omdat zijn ouders er allemaal cadeaus in aan het verstoppen waren. Hoe dan ook, we raakten een beetje aan de praat, en voor ik het wist hoestte hij ongevraagd allerlei informatie op over zijn boeken, verbanden tussen de boeken, verbanden tussen de schrijvers ervan en begrippen waar ik werkelijk nog nooit van gehoord had. Ik keek naar het uit mijn schrift gescheurde velletje waarop in een onleesbaar handschrift de titels van tien boeken stonden geschreven; van zes boeken wist ik me tijdens het opstellen ervan de auteur te herinneren. Ik stond op het moment om literair geslacht te worden.

Ik had niets te verliezen, zoveel was wel duidelijk. En doordat ik me dat voortdurend realiseerde, werd mijn mondeling een doorslaand succes. Ik deed mijn mond open en liet er een woordenbrij uitkomen die zijn weerga – ook voor mij – niet kende. Doordat ik op elke (spaarzame) vraag een breedsprakig en omslachtig antwoord gaf, leek mijn gezwets blijkbaar steeds meer op een genuanceerd en doordacht relaas over de boeken waarvan ik de meeste nog nooit had opengeslagen. Ik merkte dat de docent het woord ‘interpretatie’ bijzonder hoog in het vaandel had zitten en besloot derhalve om dat woord in elke zin terug te laten komen. Toen de tijd om was keek ik met schuldige ogen naar het lachende, verbaasde gezicht van de docent. Ik kreeg een negen. Ik wist niet wat ik hoorde. Nu zou ik het cijfer misschien wel geweigerd hebben. Destijds peinsde ik daar niet over. Ik nam de negen dankbaar en haastig in ontvangst, alsof hij elk moment gehalveerd kon worden.

Ik liep beduusd en verrukt naar buiten. Daar stond de lachende jongen. Hij lachte niet meer. Hij zweette. Hij had heel veel te verliezen. Bibberend liep hij naar binnen. Het ging mis. Hij kreeg een onvoldoende. Ik heb me nog nooit zo schuldig gevoeld.

In de afgelopen jaren heb ik bijna alle boeken van mijn lijst en die van mijn klasgenoten gelezen, voor mijn plezier. En nu ben ik ineens de docent die mondelingen afneemt. Het kan verkeren. Het heeft zo zijn voordelen, denk ik, een ervaringsdeskundige als docent Nederlands: ik herken bij sommige leerlingen de weerzin tegen het lezen van verplichte kost en ik probeer in te spelen op hun behoefte aan originaliteit. Ik sla daarmee twee vliegen in één klap, aangezien de recent uitgegeven (=originele) boeken bij mij vers in het geheugen liggen. Dat scheelt weer wat voorbereidingstijd en maakt de weg vrij voor dit stukje.

Het mondeling van nu - al zal het ook iets met de school te maken hebben - is niet te vergelijken met dat van mij, acht jaar geleden. De betrouwbaarheid van het cijfer is nu zoveel hoger, mede doordat vragen niet meer aan de hand van een uit je hoofd geleerde internetpagina te beantwoorden zijn. Toch is er nog veel te winnen, wat mij betreft. Veel leerlingen ervaren het lezen voor Nederlands nog als een verplichte oefening. Het zou mooi zijn als ze in de toekomst meer ruimte krijgen om in het literatuuronderwijs hun eigen smaak en niveau te volgen. Lezen moet geen wedstrijd worden. Mijn goede voornemen voor 2015 is dan ook... Enfin, ik ga er in ieder geval op letten.

En ik bied de lachende jongen bij dezen zijn welverdiende negen aan. Ik wil herkansen. Ik durf het nu wel aan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten