vrijdag 23 januari 2015

... wil ik (nog steeds) uitslapen.

Toen op 1 januari 2000 de wereld nog bestond was er geen ontkomen aan: ik zou datzelfde jaar nog naar een nieuwe school gaan, een nieuwe school in een nieuwe stad, Tilburg, waar ik tot dan toe alleen kwam om te winkelen of te hockeyen. Ik ging toen nog elke dag op skeelers naar school, soms samen met een vriend uit de straat, en soms ook zijn broertje en zusjes. Dan deden we nog een demonstratief rondje op het schoolplein en dan kon de dag wat ons betreft beginnen. Onze skeelers waren die maanden bezig aan een afscheidstournee: de weg naar Tilburg was weliswaar geasfalteerd maar ook een kilometer of tien lang en vol met roekeloos fietsende scholieren die ons onder de voet/skates zouden lopen/fietsen. Ik zou na de zomer ook zo’n fietser worden, of ik wilde of niet.

De eerste weken stond ik om zes uur op; ik liet niets aan het toeval over. Na een nauwkeurig voorgeprogrammeerd half uur was ik klaar om te gaan. Meestal deden Bassie en Adriaan – mijn eerste ervaring met nostalgie – het overbruggende werk, soms moest de Playstation eraan te pas komen. Weer een ellenlang durend half uur later reed ik aan (dat kan alleen in Brabant) en weer een half uur later arriveerden we op school, helemaal buiten adem van de onnodige haast en de nodige zenuwen. De school lag er om half acht ’s ochtends nog donker en onbewoond bij. Wij haastten ons desalniettemin naar binnen en gingen zo snel als onze zware tassen het toelieten met onze rug tegen de deur van het klaslokaal zitten waarin we het eerste uur les hadden. Vanaf dat moment kon ons niets meer gebeuren.

In de weken en jaren die volgden veranderden de aanrijd- en aankomsttijden ingrijpend. Ook gingen we niet meer met onze rug tegen de deur van het klaslokaal zitten. We zaten voor het eerste uur begon in de aula en keken om ons heen naar andere leerlingen, die na de bel één voor één, of groep voor groep, naar hun lokaal liepen. We keken zoals druk kletsende bezoekers van de schouwburg kijken naar andere bezoekers, die de zaal in lopen, omdat zij geen belangrijkere dingen meer te doen hebben, omdat zij niet midden in een gesprek zitten. Wij wisten precies hoeveel tijd er tussen de eerste en tweede bel in zat en hoeveel tijd er tussen de aula en ons lokaal in zat. We stormden dan triomfantelijk in het geluid van de bel het lokaal binnen, voorbij de docent, die ons opwachtte, met zijn rug tegen de deur.

Wat niet veranderde was de verdovende moeheid die me standaard overviel als ik het lokaal in liep dat die dag bovenaan mijn rooster stond. Ik moest dikwijls met mijn ogen knijpen om te zien wie er allemaal nog meer in het lokaal zaten, soms om te contoleren of ik wel goed zat. Mijn wazige blik ging gepaard met een lamlendig gevoel in mijn buik en slappe, onwillige spieren. De warme damp die opsteeg uit de radiator en door ons van een niet altijd even aangename geur werd voorzien, maakte ademhalen nagenoeg onmogelijk. Vaak kon ik pas na het derde of vierde uur een beetje helder denken, als ik buiten wat zuurstof of bij de catering wat energie had bijgetankt. In de eerste uren heb ik zóveel dingen niet geleerd. Soms, als ik thuis mijn aantekeningen van die dag teruglas, moest ik concluderen dat ik niet eens echt wakker was geweest, die ochtend.

Inmiddels gaat de wekker weer zo vroeg als hij veertien jaar geleden ging. Nu is het eerste half uur allerminst voorgeprogrammeerd, waardoor er vaak een tweede nodig is. Om kwart over zeven rijd ik aan, of beter gezegd: stap ik in. Drie kwartier later ben ik op school. Ik probeer in mijn lokaal te zijn voordat de eerste leerlingen met hun rug tegen de deur gaan zitten, om de boel rustig op te starten, maar dit lukt vrijwel nooit. Tussen acht uur en half negen vergeet ik kopieën, mijn tas, mijn koffie, of ik koffie bij me had, of ik een tas bij me had, waar mijn sleutels zijn, waarom ik de trap naar de tweede verdieping op liep en welke dag het is. Om half elf word ik wakker en vraag ik me af wat ik in godsnaam de afgelopen twee uur gedaan heb. Op mijn rooster staat dat ik die dag om half drie uit ben. Ik denk na over wat ik ga doen als ik thuiskom. Er ligt nog veel werk, maar dat kan ook na het eten. Ik ga misschien even een paar uur op bed liggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten