Binnenkort worden bij ons op school de pws’en ingeleverd.
Pws. De eerste keer dat ik het woord hoorde dacht ik dat het iets
app-taalachtigs was, één van de eerste bewijzen dat ik oud of in ieder geval
ouder word. Niets bleek minder waar. Pws stond voor profielwerkstuk en dat
kende ik nog goed: ik zat in de zesde toen het voor het eerst op het programma
stond. Profielwerkstukken moesten (op mijn school) gemaakt worden door twee
examenleerlingen. Zij deden samen onderzoek naar een verschijnsel dat ondergebracht
kon worden bij twee schoolvakken. Wat er precies onderzocht ging worden, dat
mochten we zelf bepalen. De vriend met wie ik het werkstuk maakte zag ik op
school alleen tijdens pauzes en drama. Een combinatie daartussen was
uitgesloten, maar met drama waren we in ieder geval al op de helft.
In de derde klas hadden we Nederlands van een leuke docent:
meneer Otten. We hadden meneer Otten maar één jaar, omdat hij zich dat jaar
inschreef voor Camaretten en tijdens de prijsuitreiking een nieuwe carrière van
start zag gaan. Wij bleven met lege handen achter, totdat twee van ons, drie jaar
later, gingen nadenken over een onderwerp voor ons profielwerkstuk en de naam
Jochen Otten boven kwam drijven. Hij had inmiddels een eigen programma en trad
daarmee op in heel Nederland. Ik werkte bij de schouwburg en wist dat er ook
daadwerkelijk mensen naar de voorstelling van meneer Otten kwamen, mensen die
hem nog nooit hadden gezien. Ik was er ook een keer geweest en ik was toen erg trots
op het feit dat de man om wie iedereen hard moest lachen een jaar lang mijn
docent Nederlands was geweest. Jochen Otten werd ons onderwerp. De koppeling
met drama lag voor de hand, evenals die met Nederlands, het vak dat meneer
Otten gedurende een jaar aan ons had gegeven. Maar wat moesten we in hemelsnaam
gaan onderzoeken?
We besloten dat een beetje in het midden te laten. Onze
begeleider, die net zo weinig ervaring met profielwerkstukken had als wij,
stemde ermee in dat wij een bezoek gingen brengen aan Jochen Otten en dat we op
basis van dat bezoek onze hoofd- en deelvragen zouden opstellen. Zo gezegd, zo
gedaan. Met de spanning van een zelfbedacht schoolreisje in de benen togen we
naar Amsterdam, waar meneer Otten woonde, zoals het een echte artiest betaamt.
Hij deed de deur voor ons open voordat wij die gevonden hadden. Hij woonde op
de tweede verdieping. Hij was net zo aardig als drie jaar geleden of misschien
nog wel iets aardiger; we mochten hem Jochen noemen. Hij vroeg ons of we koffie
wilden. Wij op onze beurt lieten geen kans onbenut om als doorgewinterde
onderzoekers over te komen, dus we namen ieder twee koppen zwarte koffie.
Terwijl we naar zijn imposante boekenkast keken, vroeg Jochen ons ineens wat we
eigenlijk kwamen doen, en wat precies een profielwerkstuk was.
Dankzij Jochen Otten hadden we aan het einde van de dag een
hoofdvraag, vier deelvragen, tien cabaret-DVD’s en twintig geschikte secundaire
bronnen. We gingen onderzoek doen naar het taalgebruik van cabaretiers en
gingen daarbij met name letten op stijlfiguren waar we allebei werkelijk nog nooit
van gehoord hadden. Volgens Jochen zouden we ze regelmatig aantreffen, als we
alle DVD’s maar in zijn geheel zouden bekijken, een vooruitzicht waar we beiden
prima mee konden leven. In de trein op weg naar huis keken we genoegzaam naar de
twee door Jochen Otten volgeschreven A4-tjes. Het handschrift van onze
oud-docent zou door onze begeleider, die relatief nieuw was op school, nooit herkend
worden, en dus lieten we tijdens de volgende bespreking met ongepaste trots de blaadjes
zien. Onze begeleider vond het een goed doordacht plan en we mochten aan de
slag. ‘Weten jullie zeker dat jullie voldoende materiaal hebben?’ vroeg ze ons
nog, terwijl we al met één been in de gang stonden. ‘Ja, dat moet lukken’,
zeiden we, terwijl we dachten aan de enorme voorraad van Jochen en zijn aanbod
om zo vaak als we wilden nieuwe DVD’s te komen halen. Dezelfde week nog hadden
we ons profielwerkstuk af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten