Het is kwart voor tien en pauze als de les
begint. Iedereen is er. Ik sta als een oververhitte vogelverschrikker voor in
het lokaal. Met gespreide armen probeer ik kabels aan te sluiten op verschillende
type laptops waarvan er niet één het filmpje van de eerste presentator wil
openen. Ik zoek mopperend naar een oplossing die er niet is. Leerlingen wachten
begripvol of doen een geslaagde poging zo over te komen. Ik ben hen dankbaar. De
eerste presentator staat naast me. Aan de voorbereiding zal het niet liggen,
gezien de stapels papieren, boeken en voorwerpen die hij op de tafel voor in de
klas heeft uitgespreid. De spanning in zijn gezicht wordt zichtbaar als de
eerste zweetdruppels van mijn gezicht lopen. ‘Ik kan anders ook wel als
laatste, meneer’, oppert hij ten slotte, als hij ziet dat ik wanhopig alle
laptops sluit. Ik vind dat een heel goed idee.
Ik geef hem een laptop mee en wens hem succes. Hij loopt
naar zijn plek, zet het geluid van de laptop uit – iets waar ik zelf nooit aan
gedacht zou hebben – en begint met samengeknepen ogen te sleutelen aan zijn Powerpoint.
Intussen is er een andere leerling plotseling als eerste aan de beurt. Geen
probleem, zegt ze. Ik start voor haar één van de laptops op, zet de beamer op
freeze zodat ze nog even kan kijken of alles klopt. Daarna wens ik ‘r succes.
Ze lacht en kijkt met opgetrokken wenkbrauwen naar mij. Ik ben vergeten om
beoordelaars aan te wijzen – stom. Ik wijs drie leerlingen aan en wens ‘r
nogmaals succes. Ze lacht weer, op dezelfde manier als net. Ze lijkt het niet
erg te vinden dat ik haar opnieuw laat wachten, iets waar ik me niets bij kan
voorstellen. Ik druk schuldbewust op de freeze-knop en wijs daarbij overdreven
lang naar het kastje aan het plafond, in een kansloze poging mijn gekluns ongedaan
te maken. Daarna wens ik ‘r veel succes, dat heeft ze wel verdiend. Ze haalt
diep adem en dan is ze ineens begonnen.
De presentaties gaan vandaag over het Vlaams, over
communiceren op (lange) afstand, het Nederlands als tweede taal en over
jeugdliteratuur. Leerlingen hebben zich verdiept in hun onderwerp en dat is te
merken: ik leer nieuwe boeken, begrippen en subtalen kennen en, wat nog leuker
is, ik kom veel te weten over de verbinding tussen de leerlingen en (de
Nederlandse) taal. Een jongen die een beetje slist vertelde vorige week over de
biologische oorzaken van slissen, een jongen die ooit stotterde de week ervoor over
de verschillende vormen van stotteren en een meisje dat toneelspeelt over de
achtergrond van theatertaal. De presentaties vormen een ultiem bewijs voor de
relevantie van het vak Nederlands, door het belang van presenteren zelf en door
de veelheid aan persoonlijke, uitgediepte onderwerpen die met het vakgebied
verband houden. Het is de leukste periode uit het 5-vwo-jaar.
De laatste presentatie is afgelopen. We houden tien minuten
over. Ik vraag iedereen om ingevulde beoordelingsformulieren op de hoek van de tafel te leggen. Daarna is de les afgelopen, wat mij betreft. Ik draai me om en haal alle
snoeren uit mijn laptop. Als ik over mijn schouder kijk, zie ik dat niemand opstaat. Wel gaan er een paar vingers de lucht in. Er zijn nog vragen, aan de
presentatoren en aan mij. Als die beantwoord zijn lopen er drie leerlingen voorzichtig naar me toe. De rest blijft geduldig
zitten, in afwachting van de bel. De eerste van de drie leerlingen vraagt
of een wetenschappelijke bron in het Engels ook bruikbaar is. Met een
woordenboek erbij kwam ze een heel eind, zegt ze. Ik kijk haar vol bewondering
aan en knik zo enthousiast ik kan van ja. De volgende leerling vraagt of hij ook
meerdere boeken van W.F. Hermans mag lezen voor zijn lijst. Ik blijf
enthousiast doorknikken en kijk intussen vol verwachting naar de laatste leerling uit de
rij. Hij heeft geen vraag maar een opmerking, een vernietigende opmerking.
Ik stop direct met knikken. Hij heeft een spelfout ontdekt. In mijn commentaar.
Als hij me de fout wil laten zien, gaat de bel. Ik spring op van mijn stoel. Nu
is de les echt afgelopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten