Het is een
rare week. Ik tel het aantal lessen op één hand en houd daarbij zelfs nog een
vinger over. Als je je eigen lessen gaat tellen is er iets aan de hand,
ongeacht de uitkomst. Dit is er aan de hand: leerlingen uit de bovenbouw maken
toetsen en veel leerlingen uit 2-gymnasium en 3-havo/vwo wisselen uit. Dit doen
ze met leerlingen uit Duitsland, volgens mij, maar ik weet het niet zeker. De
uitwisseling begint uit, dat weet ik wel zeker. In de voetbalwereld is dat een
groot voordeel, uit beginnen. Dan kun je het thuis afmaken. Ik weet niet of dat
in de uitwisselingswereld ook zo werkt. Misschien is het wel fijn om eerst
thuis te wennen aan je tegenstander. In de vijfde klas heb ik ook uitgewisseld,
met een meisje uit Polen. Dat was erg leuk, al doet de uitslag iets anders
vermoeden: er werd twee keer niet gescoord.
Op vrijdag
geef ik de laatste twee lessen van de week, voordat het met deze week
vergelijkbare weekend begint. De eerste les geef ik aan klas 2G3, één van de
uitwisselingsklassen. Van de 27 leerlingen zijn er 17 aanwezig. Deze leerlingen
heb ik beloofd dat we vandaag iets leuks zouden gaan doen. Hierdoor lopen de
andere 10 leerlingen niet te veel (toets)stof mis. Bovendien liggen we iets
voor op de andere klassen, aldus de 17 leerlingen. Wat ze niet wisten was dat
ik niet overtuigd hoefde te worden. Ik wilde al heel lang een keer iets anders
doen dan wat er standaard gedaan moet worden. ‘Volgende week doen we iets leuks’,
sprak ik triomfantelijk. ‘Dat is balen voor degenen die op uitwisseling zijn’,
klonk het uit de klas. De lat lag hoog.
Ik start
elke les in de onderbouw met een Nederlandstalig nummer. Dit nummer zet ik aan
op Spotify en laat ik in zijn geheel horen. Soms kies ik voor een gouden oude (‘Onderweg’
van Abel) of een gouden stokoude (‘Jimmy’ van Boudewijn de Groot), maar meestal
probeer ik iets op te zetten wat de leerlingen ook kennen. Gek genoeg lijken de
leerlingen de onbekende, oudere nummers leuker te vinden dan de grijsgedraaide
kauwgomnummers van Nielson of Nick en Simon. Hoe dan ook, de leerlingen hebben
drie minuten om binnen te komen, een liedje wel of niet te herkennen, een
liedje wel of niet leuk te vinden, elkaar de laatste wetenswaardigheden over
hun telefoon te vertellen en om hun boeken erbij te pakken.
Wat dat
betreft begon de les heel gewoon. Het nummer was van The Kik en ging over dat
iemand van iemand anders moest houden en dat moest zeggen. Het nummer leek op
een nummer van The Beatles, merkte een leerling terecht op. Dat was mijn
eerste vraag geweest. De tweede vraag ging ook over Nederlandstalige muziek,
zoals de hele les over Nederlandstalige muziek ging. ‘Tot welk genre behoort de
band Bløf, denken jullie?’ ‘Saaie muziek’, antwoordde een leerling. Hij had ook
al gezien dat ik hetzelfde zou gaan vragen over vijf andere Nederlandse
artiesten. ‘Daar horen ze allemaal bij, als je het mij vraagt.’ Ik besloot dit
maar niet te doen. De volgende in de rij artiesten was André Hazes. ‘Van die
jankmuziek’, zo luidde de classificatie van een leerling die eerder had
aangegeven van langzame, gevoelige nummers te houden. ‘Hij zoop toch heel veel?’, voegde een andere leerling toe. Ik besloot naar de volgende André te gaan. ‘André van Duin, dat is helemaal van
die zuipmuziek!’
Na de
inleiding, met de bespreking van de genres 'saaie
muziek' en 'zuipmuziek', hebben we
achtereenvolgens de tekst van één van mijn favoriete nummers van Acda en de
Munnik ontcijferd ('Waarom zegt hij niet gewoon wat hij wil?'), intro’s van bekende
en minder bekende liedjes geraden (aanrader) en hetzelfde gedaan met op tv
uitgebeelde Nederlandstalige liedjes (aanrader). De les verliep goed. De
leerlingen waren blij even niets te doen waarop ze beoordeeld zouden worden of
wat ze moesten kennen of kunnen voor de toets. En ik was blij omdat we dingen deden
die ik dezelfde avond ook zou doen. Maar dan met 15 vrienden minder.
Volgende week weer.
Volgende week weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten