Een doorsnee
dag op school: mijn twee Utrechtse collega’s en ik persen ons rond acht uur uit
de auto. De gang naar de hoofdingang is de gang van halfslaap naar klaarwakker.
Binnen veins ik opgewektheid en groet ik iedereen die ik tegenkom; ook
leerlingen die ik niet of niet echt ken. Ze kijken me verbaasd aan. Vervolgens
loop ik in één lijn naar mijn postvak, waar meestal niets en soms heel veel in
ligt. Na een even voorspelbare als welkome kop koffie loop ik naar het lokaal,
waar ik mijn tas boven het bureau leeggooi. Er vallen boeken uit, boterhammen,
een koptelefoon, een flesje water, snoep (prijs voor de winnaar van de
grammaticaquiz), werkstukken, een laptop en een oplader. De laptop klap ik open,
de oplader steek ik in het stopcontact en in mijn laptop. Op het bord schrijf
ik wat we in de les gaan doen. Het is een lange lijst; aan de helft zullen we
niet toekomen.
Ik heb nog
tien minuten om aan een tussenstukje te komen. Een tussenstukje is een kabeltje
dat de laptop met de beamer verbindt. Het heeft een rare, vierkanten basis
waarbinnen dingen gebeuren die ik niet begrijp. Wat ik wel begrijp is dat
tussenstukjes kostbaar en zeldzaam zijn: iedere docent heeft er één en er zijn niet
veel reserve-exemplaren in de omloop. Mijn tussenstukje is kapotgegaan en één
van de reserve-exemplaren ben ik kwijtgeraakt. Niet zo handig. Nu ben ik
afhankelijk van collega’s zonder digitale plannen op de zeer korte termijn. De
meeste zien me aankomen en schudden gedecideerd hun hoofd voordat ik ook maar
een voet in de docentenkamer heb gezet. Op woensdagmiddag heb ik meer geluk:
dan doe ik een beroep op mijn vaste leencollega. Zij heeft er hoogstpersoonlijk
voor gezorgd dat de afgelopen weken alle presentaties in de vijfde klas konden
doorgaan.
Het tweede
uur begint. Ik app de vertegenwoordigers van de klas dat ik iets later ben; ik
moet de laptopkar halen. In het studiehuis haal ik de sleutels op en op de
derde verdieping de laptopkar. De kar zwenkt meer uit dan de van lokaal
wisselende leerlingen gedogen. Stotend, botsend en me verexcuserend dender ik
achter de autonome laptopkar de gang door, op weg naar de lift. De lift laat ik
naar boven komen door de sleutel een kwartslag naar links te draaien. Als er
een piep klinkt, duw ik mijn kont naar achteren en probeer ik de zware kar door
de deur, die maar een paar seconden open is, de lift in de trekken. Ik hoor
gegil. Leerlingen. In de lift. Ze lopen geschrokken naar buiten. De deur gaat
weer dicht. Ik probeer, nu vanaf de andere kant, opnieuw de kar in de lift te
krijgen, maar de tweede poging mist snelheid: ik knal de kar met overtuiging tegen
de sluitende liftdeur aan. Na de knal klinkt direct het suizen van de lift. Een
paar minuten later volgt poging drie.
In de les worden
de laptops niet gebruikt: de batterijen zijn op.
Het vijfde
uur is afgelopen. Het was op zich geen slechte les, maar het laatste kwartier
kon beter. Ik zou antwoordbladen gaan printen, maar de leerlingen wilden liever
op hun telefoon het huiswerk nakijken. Dat mocht van mij. De leerlingen pakten
vliegensvlug hun mobiel erbij; in een mum van tijd was de klas veranderd in een
telefooncentrale. Hoewel ik zag dat nagenoeg iedereen bezig was met het
huiswerk nakijken, had ik spijt van mijn keuze. Ik associeerde het gebruik van
de telefoons, of ik wilde of niet – zo gaat dat met associaties – met alle
technische toestanden op deze doorsnee dag. Ik verlangde innig naar een
krijtbord, naar ganzenveren, desnoods een tv-videocombinatie op wielen, maar
even geen telefoons, geen laptops, geen tussenstukjes; niets wat mij en mijn
lesplan te slim af kon zijn.
Het vijfde
uur is nog steeds afgelopen. Op de gang kom ik een collega tegen, een docent
informatica. Hij nodigt me uit voor een potje flipperen. In het computerlokaal
staat een kast, die door hem en zijn 4-vwo-leerlingen is geprogrammeerd. Ik
weet niet precies wat dat inhoudt, geprogrammeerd. Het klinkt ingewikkeld. Ik
weet na een paar potjes wel weer wat kansloos verliezen inhoudt. En zwichten.
6vwo leerlingen? 4vwo! Blunder! (Ik ben nu bezig met de vwo extra module waarbij we dat ding programmeren)
BeantwoordenVerwijderen