zondag 6 april 2014

... ben ik in sommige opzichten hopeloos ouderwets.

Een doorsnee dag op school: mijn twee Utrechtse collega’s en ik persen ons rond acht uur uit de auto. De gang naar de hoofdingang is de gang van halfslaap naar klaarwakker. Binnen veins ik opgewektheid en groet ik iedereen die ik tegenkom; ook leerlingen die ik niet of niet echt ken. Ze kijken me verbaasd aan. Vervolgens loop ik in één lijn naar mijn postvak, waar meestal niets en soms heel veel in ligt. Na een even voorspelbare als welkome kop koffie loop ik naar het lokaal, waar ik mijn tas boven het bureau leeggooi. Er vallen boeken uit, boterhammen, een koptelefoon, een flesje water, snoep (prijs voor de winnaar van de grammaticaquiz), werkstukken, een laptop en een oplader. De laptop klap ik open, de oplader steek ik in het stopcontact en in mijn laptop. Op het bord schrijf ik wat we in de les gaan doen. Het is een lange lijst; aan de helft zullen we niet toekomen.

Ik heb nog tien minuten om aan een tussenstukje te komen. Een tussenstukje is een kabeltje dat de laptop met de beamer verbindt. Het heeft een rare, vierkanten basis waarbinnen dingen gebeuren die ik niet begrijp. Wat ik wel begrijp is dat tussenstukjes kostbaar en zeldzaam zijn: iedere docent heeft er één en er zijn niet veel reserve-exemplaren in de omloop. Mijn tussenstukje is kapotgegaan en één van de reserve-exemplaren ben ik kwijtgeraakt. Niet zo handig. Nu ben ik afhankelijk van collega’s zonder digitale plannen op de zeer korte termijn. De meeste zien me aankomen en schudden gedecideerd hun hoofd voordat ik ook maar een voet in de docentenkamer heb gezet. Op woensdagmiddag heb ik meer geluk: dan doe ik een beroep op mijn vaste leencollega. Zij heeft er hoogstpersoonlijk voor gezorgd dat de afgelopen weken alle presentaties in de vijfde klas konden doorgaan.

Het tweede uur begint. Ik app de vertegenwoordigers van de klas dat ik iets later ben; ik moet de laptopkar halen. In het studiehuis haal ik de sleutels op en op de derde verdieping de laptopkar. De kar zwenkt meer uit dan de van lokaal wisselende leerlingen gedogen. Stotend, botsend en me verexcuserend dender ik achter de autonome laptopkar de gang door, op weg naar de lift. De lift laat ik naar boven komen door de sleutel een kwartslag naar links te draaien. Als er een piep klinkt, duw ik mijn kont naar achteren en probeer ik de zware kar door de deur, die maar een paar seconden open is, de lift in de trekken. Ik hoor gegil. Leerlingen. In de lift. Ze lopen geschrokken naar buiten. De deur gaat weer dicht. Ik probeer, nu vanaf de andere kant, opnieuw de kar in de lift te krijgen, maar de tweede poging mist snelheid: ik knal de kar met overtuiging tegen de sluitende liftdeur aan. Na de knal klinkt direct het suizen van de lift. Een paar minuten later volgt poging drie.

In de les worden de laptops niet gebruikt: de batterijen zijn op.

Het vijfde uur is afgelopen. Het was op zich geen slechte les, maar het laatste kwartier kon beter. Ik zou antwoordbladen gaan printen, maar de leerlingen wilden liever op hun telefoon het huiswerk nakijken. Dat mocht van mij. De leerlingen pakten vliegensvlug hun mobiel erbij; in een mum van tijd was de klas veranderd in een telefooncentrale. Hoewel ik zag dat nagenoeg iedereen bezig was met het huiswerk nakijken, had ik spijt van mijn keuze. Ik associeerde het gebruik van de telefoons, of ik wilde of niet – zo gaat dat met associaties – met alle technische toestanden op deze doorsnee dag. Ik verlangde innig naar een krijtbord, naar ganzenveren, desnoods een tv-videocombinatie op wielen, maar even geen telefoons, geen laptops, geen tussenstukjes; niets wat mij en mijn lesplan te slim af kon zijn.

Het vijfde uur is nog steeds afgelopen. Op de gang kom ik een collega tegen, een docent informatica. Hij nodigt me uit voor een potje flipperen. In het computerlokaal staat een kast, die door hem en zijn 4-vwo-leerlingen is geprogrammeerd. Ik weet niet precies wat dat inhoudt, geprogrammeerd. Het klinkt ingewikkeld. Ik weet na een paar potjes wel weer wat kansloos verliezen inhoudt. En zwichten.

1 opmerking:

  1. 6vwo leerlingen? 4vwo! Blunder! (Ik ben nu bezig met de vwo extra module waarbij we dat ding programmeren)

    BeantwoordenVerwijderen