Op de derde
verdieping, daar zitten ze, in lokaal 309. Ik ren erheen; onderweg sla ik een
aantal vertrekkende toekomstige brugklassers van me af. Hijgend struikel ik
het warme lokaal in. Zijn ze er nog? Ik kijk op. Ze zijn er nog. Ik kon er niet vanaf het begin bij zijn vanwege een les met presentaties. Ze hebben op me gewacht. Mijn collega-mentor lacht. De
leerlingen kijken me aan. Ze kijken naar hun toekomstige mentor zoals baby’s gebiologeerd
naar elke willekeurige voorbijganger kijken. Hun blikken vallen me van alle
kanten aan. Ik besluit snel iets te zeggen, eerder dan ik gepland had, om het
ijs te breken. Terwijl ik langs de leerlingen naar het schoolbord loop, horen
ze me mijn eerste woordjes zeggen: ‘Poeh,
jongens, ik zweet me te pletter.’
Nadat ik me
voorgesteld heb, wordt nog een laatste deel van het programma afgewerkt.
Kloppen alle adressen? Is iedereen op de foto geweest? Hadden we al verteld dat
er aan het einde van elke les een bel gaat? Is het duidelijk wat It’s Learning is
en wat je ermee kan? Nee? Dat is niet erg. Het is ook even omschakelen. We gaan
jullie daarbij helpen. We gebruiken Magister voor de cijfers en in It’s
Learning staat de planning van het huiswerk en de toetsen. Ook vind je er
leermateriaal van allerlei vakken, dat is eigenlijk alles wat je nu moet weten.
En we gaan werken met een digitaal portfolio, maar daar gaan we jullie na de
vakantie nog veel meer over vertellen, oké? Zijn er nog andere vragen?
Een jongen
steekt direct, onbevangen, zijn vinger op. ‘Hoe oud zijn jullie?’ Hee, daar heb
je ‘m. Deze vraag is in de opleiding het middelpunt geweest van diverse
discussies over hoeveel afstand wij als docenten (moeten) houden. Ik doe niet
aan afstand, in ieder geval vandaag niet. ‘Hoe oud denken jullie dat ik ben?’ Uit
de hoek van de klas klinkt, voorzichtig, de eerste schatting: ’Zevenendertig.’ Zevenendertig
– het zal misschien het zweten zijn geweest. ‘Jonger.’ ‘Zeventien!’ Of het was toch
iets anders. ‘Ouder.’ Volgende schattingen komen dichter in de buurt. De jongen
die de vraag stelde weet onze beide leeftijden in één keer goed te raden. Hij
moet lachen om het idee dat mijn collega mijn vader had kunnen zijn.
Dan stellen
de leerlingen zich aan mij voor. Ze hebben allemaal een andere naam, op vier
na. Het zijn allemaal meisjes, op elf na. Ze komen allemaal uit Wageningen, op
twee na. De achternamen zeggen me allemaal niks, op zeven na. Geen enkel gezicht komt me bekend voor, op dat
van een broertje en dat van een zusje van een leerling na. Ik geef mezelf
toestemming om er één keer naar te refereren. De leerlingen lijken het nu nog leuk
te vinden, een grote broer of zus op de middelbare school. Ik ken direct alle
namen, op zevenentwintig na. Niemand heeft zin in volgend schooljaar, op ons
allemaal na.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten