dinsdag 24 juni 2014

... moet je tegen een (welverdiend) stootje kunnen.

Na de examens liet ik me nog één keer op school zien. Die keer was op een vrijdag, ergens in juni. Ik wilde die dag per se op school zijn: het was de dag van de examenstunt.

Wat er allemaal precies gebeurde weet ik niet meer. Het enige wat ik nog weet is dat er een imitator van een mij onbekende zanger kwam optreden en dat er een tap was, die dienst deed als bron voor de vele biergevechten die er de hele dag door op en rond het schoolplein werden gehouden. Wat ik verder nog weet is dat er op school niet veel meer mogelijk was, nadat de lichting van mijn broer zich tijdens de stunt had uitgeleefd op het standbeeld waar de school ooit zo trots op was. Ik vond er al met al niet veel aan. En ik had me er nog zo op verheugd.

Nu, acht jaar later, ben ik weer getuige van een examenstunt. Ditmaal is het die van de examenleerlingen van Pantarijn. Ze hebben de stunt veel beter voorbereid dan wij destijds. Bij ons op school bleven leraren en leerlingen thuis omdat ze wisten dat er geen les gegeven zou worden. Nu weet tot kort voor de start in het derde uur vrijwel niemand dat er vandaag gestunt wordt. Als we in de pauze in de personeelskamer opgesloten worden, weten we het pas zeker: vandaag is de examenstunt. En hij is zojuist begonnen.

Aan de personeelskamer grenst een vrij groot balkon, waar we gelukkig nog op mogen. Het is mooi weer en één voor één zoeken we onze toevlucht op het balkon. Over de leuning leunend zien we hoe op het schoolplein leerlingen een poging doen om het wereldrecord stoelendans te verbreken. Sommige leerlingen merken ons op en stellen zich op onder het balkon om vervolgens ons lange tijd onafgebroken aan te kijken. Een enkele leerling vraagt of de les uitvalt. Wij hebben geen idee. Na een half uur worden we op een met stoepkrijt getekend schaakbord gezet. De hoed die ik krijg verraadt dat ik een toren ben. Ik kan niet schaken en heb geen idee wat ik moet doen. Niet veel, blijkt later, want op één oversteek na heb ik niets bijgedragen aan de overwinning van Team Zuid. Mijn rol als docent wordt in korte tijd gereduceerd tot een rol als gehorige in een door leerlingen uitgestippeld programma.

Na het schaakspel en het touwtrekken achter en even later in een emmer water, wordt er karaoke gezongen. Door collega’s. Ze doen het vol overgave. Het is een mooi gezicht. Ik wil het filmen, maar realiseer me dan dat ik mijn telefoon heb moeten afstaan. Ik klap en lach met de leerlingen mee wanneer een collega er even naast zit. Langzaam voel ik mijn invloed en waardigheid weer stijgen, totdat ikzelf aan de beurt ben. Samen met een collega breng ik De Vlieger van André Hazes ten gehore. Hij kent het nummer van haver tot gort, ik ben genoodzaakt om met mijn rug naar het publiek mee te lezen met de zinnen die op het scherm verschijnen. Het enige wat leerlingen en collega’s van mij zien is een zwetende rug en het enige wat ze horen zijn wat onzekere zinnen, gezongen in een soort mengtaal tussen het Brabants en Amsterdams.

Paintballen. De gifbeker gaat helemaal leeg. Ik verschuil me een half uur lang, onder toeziend oog van een stuk of zeventig joelende leerlingen, achter het achterste muurtje op het schoolplein. Ik word niet één keer geraakt, maar mijn productie is ook niet zo best: één teamgenoot en een toeschouwer is de bedenkelijke buit van de eeuwig durende sessie. Pas in de lerarenkamer durf ik mijn helm af te zetten.

Als ik me omgekleed heb, mag ik naar huis. In de auto stuur ik mijn ouders en broer, bij wie ik heb afgesproken, een berichtje. Ik ben iets later; ik moest nablijven. Mijn moeder vraagt waarom. ‘Omdat ik het verdiend heb’, antwoord ik. ‘En omdat zij het ook verdiend hebben. Wat gaan we eten?’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten