Op mijn middelbare school had elke klas een klassenvertegenwoordiger. Ik kan me niet meer herinneren wie in mijn klas de klassenvertegenwoordiger was. Destijds wist ik dat wel. Iedereen op school wist het. De klassenvertegenwoordigers waren te herkennen aan een blauw klassenboek dat zij onder hun arm droegen. De klassenvertegenwoordigers haalden het aan het begin van de dag op en deden vervolgens hun stinkende best om het aan het einde van de dag weer heelhuids in het klassenboekrek terug te zetten. Sommige leerlingen probeerden dit te verhinderen.
Een keer,
toen de klassenvertegenwoordiger niet keek, zetten we strepen door alle vakjes
in het klassenboek waarin huiswerk genoteerd was. Een andere keer prezen we de
positieve en werklustige instelling van de klas, waarna we in de mentorles als
beloning film gingen kijken. Ook hebben we een keer het klassenboek op een dag
in de vakantie opengeslagen, waardoor in de eerstvolgende les het huiswerk van
Latijn nietig verklaard moest worden. Alle keren was het algauw duidelijk dat
niet de docenten hiervoor gezorgd hadden, maar een aantal leerlingen uit de
klas. Wie het precies geweest waren, wist eigenlijk iedereen, behalve de
klassenvertegenwoordiger. Als een ware aanvoerder nam hij of zij dan de preek
van de docent of mentor in ontvangst. De klassenvertegenwoordiger moest in het
vervolg het boek uit de saboterende handen van de rest van de klas zien te
houden.
In mijn ogen
was de functie van het klassenboek niets anders dan het bezighouden van de
klassenvertegenwoordiger – wat zou die anders te doen hebben? Ik zette huiswerk
in mijn agenda en onze docenten hielden de aanwezigheid bij in die van hen. Een
enkele docent zette nog wel eens het verloop van de les in het klassenboek,
maar dat las alleen de klassenvertegenwoordiger. Verder stond er niets in het
klassenboek. Ik had prima zonder gekund.
Tijden zijn
veranderd: ik kan helemaal niet meer zonder klassenboek. Ik weet niet hoe ik
het volhoud zonder klassenboek. Overal om me heen gebeuren dingen die in een
klassenboek thuishoren. Zonder klassenboek vervliegt bijna alle belangrijke
informatie over de les en over de klas. Uit pure wanhoop maak ik nu tijdens
lessen op toetspapier, overgebleven hand-outs en ingenomen boekverslagen de ene
na de andere notitie. Het is niet genoeg. Tijdens vergaderingen ben ik vergeten
welke leerling er gisteren op de tafel ging dansen en of Anna vorige week
maandag naar de ortho was of naar de wc ging en niet meer terugkwam. Ook weet
ik niet meer of de docent die onze mentorklas druk vindt de klas vorige week of
vorige maand ook al druk vond, laat staan dat ik nog weet wat ik er eigenlijk zelf
allemaal van vind. Ik zou een moord doen voor een klassenboek.
Afgelopen
donderdag heeft de mentorklas democratisch twee vertegenwoordigers gekozen. Het
zijn andere klassenvertegenwoordigers dan die van mijn eigen klassen: ze
beloven de klas feesten, snoep en veel lol. Ook zal er soms wat stiller gewerkt
moeten worden, maar het moet ook zo gezellig blijven als het nu is. Ik vraag of
ze toevallig al eens nagedacht hebben over een klassenboek, waarin docenten,
maar ook leerlingen, dingen kunnen opschrijven over de klas, over de lessen en
over andere dingen die met school te maken hebben. Ze hadden er nog niet over
nagedacht. Eén van de klassenvertegenwoordigers denkt zichtbaar na over mijn
suggestie en vraagt dan: ‘We hoeven dan toch niet met zijn tweeën altijd dat
boek mee te nemen, hè?’ ‘Nee hoor, antwoord ik’, dankbaar als ik ben dat deze
vraag gesteld wordt. ‘Dan zou het geen klassenboek meer zijn.’