maandag 20 oktober 2014

... heb ik wel wat weg van mijn eigen docenten.

De cijfers staan in Magister. Ik heb ze er net ingezet. De leerlingen waren razend benieuwd; gisterenavond laat verschenen er nog mails met de vraag of ik de toets van de mailende leerling toevallig al had nagekeken. Wat (nog) niemand weet is dat ik niet per leerling maar per vraag nakijk. In vijf minuten ga ik van 0 naar 31 nagekeken toetsen. Ik doe dat in de eerste plaats om de nakijktijd te verkorten, maar er is nog een voordeel: ik hoef over bovenstaande vraag nooit na te denken. Ik kan vrijwel altijd naar waarheid antwoorden door te zeggen dat ik nog geen enkele toets heb nagekeken. ‘Maar ik ben een al heel eind, dat wel.’

Toen ik op de middelbare school zat vond ik het terugkrijgen van toetsen het spannendste wat er was. Ik speelde vanaf de tweede klas met steeds meer overtuiging de onverschillige leerling met betere plannen dan leren voor toetsen, maar intussen hoopte ik vurig, ook in de zesde, dat ik goede cijfers terugkreeg. Thuis had ik dan mijn jas nog niet uit of ik had alles al doorgegeven, van hoog naar laag, van hard naar zacht. De wiskundetoetsen liet ik steevast zien, omdat meneer Van Hoek daar persoonlijke boodschappen opzette, zoals ‘Proficiat met je cijfer, Mike! Je mag er trots op zijn’ of ‘Ik ben beter van je gewend, Mike. Volgende keer haal je weer een voldoende, afgesproken?’

Door gewoontes van je eigen docenten over te nemen, neem je ook beelden van die docenten mee, merk ik. Meneer van Hoek, meneer Van Trier, meneer De Koninck, mevrouw Van Haperen, mevrouw Lancee, ze moesten eens weten…

Een gewoonte die ik niet heb overgenomen is de gewoonte van een andere docent om onze cijfers hardop voor te lezen. Nu deden meer docenten dat, maar niemand deed het met een grotere grijns op het gezicht dan deze. Hoe lager het cijfer, hoe groter de grijns. Ik zal nooit vergeten dat ik in spanning op mijn cijfer wachtte en ineens mijn naam genoemd hoorde worden, in één adem met ‘een 3,1’ en een harde, schokkende lach. De docent in kwestie was ervan overtuigd dat het cijfer dat je haalde gelijkstond aan de mate waarin je de toets serieus had genomen. Dat ging voor mij lang niet altijd op. Om me ver van deze suggestie te houden, ben ik nu zelf uiterst voorzichtig met het uitdelen van de gemaakte toetsen en geef ik mondeling commentaar op het cijfer fluisterend of, liever nog, door middel van terloopse blikken of gebaren.

Het cijfer dat me het meest is bijgebleven is een cijfer dat ik voor Gym kreeg: een 7. Ik kreeg de 7 van mezelf. De gymdocent had onze voetbalkwaliteiten nauwkeurig bestudeerd – zo leek het althans – waarna hij ons zelf het vuile cijferwerk liet opknappen. Ik snapte er niets van. Hij was toch de docent? Hij moest ons toch een cijfer geven? Wat wist ik nu van voetbal, behalve dat Jan Vennegoor of Hesselink naar PSV ging en dat hij bij FC Twente in 142 wedstrijden 59 keer gescoord had? En dat je bij tienen nooit een hakje moest proberen, omdat die altijd werden gevangen door de keeper? Ik gaf mezelf maar een 7, net voordat jongens die ik zojuist nog door de benen had gespeeld zichzelf een 9 gaven. 

Het gemiddelde van de klas is een 6,8. Niet slecht. Ik heb de leerlingen laten invullen welk cijfer ze gehaald dachten te hebben. De geschatte cijfers lopen meer uiteen dan de werkelijke. De meeste leerlingen waren in de overtuiging dat ze de toets slechter hadden gemaakt dan ze hadden. Eén van hen schreef onder het geschatte cijfer het volgende: ‘Ik houd het maar op een 5, dan valt het hopelijk mee.’ 

In de volgende (mentor)les gaan we het hebben over zelfvertrouwen en zelfkennis, en misschien over voetbal, als dank voor de wijze les van mijn gymdocent.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten