Een tien. Het hoogste cijfer van de klas, misschien samen
met iemand anders die ook een tien had. Maar dan nog steeds: een tien. Beter kan
niet. Ik droomde vroeger van tienen, van proefwerkblaadjes waar geen rode pen
aan te pas was gekomen. Ik deed er in de eerste jaren op de middelbare school
mijn best voor, en zo nu en dan kreeg ik er één. Een tien kwam nooit alleen.
Hij werd begeleid door een hand van de docent, een sticker of een uitroepteken
achter het cijfer. Met een tien op zak was je voor je klasgenoten de held of de
uitslover, je was in ieder geval even in beeld. En na school nam je je toets
mee naar huis. Mijn tienen bewaarde ik, in een map, en ik denk dat ik niet de
enige ben die dat deed.
Ik zou zo graag een keer een tien geven, een proefwerkblad
in zijn waarde laten, een plek in een bewaarmap bemachtigen, tussen het
zelfportret voor tekenen en de staartdelingen van de rekentoets. Dat leerlingen
later met gepaste trots terugkijken op hun prestaties bij Nederlands,
terugdenken aan dingen die ze gedaan en misschien wel geleerd hebben. En
misschien wel even terugdenken aan hun docent Nederlands. Mijn tien voor Latijn
is onlosmakelijk verbonden aan het moordende tempo waarin onze docent de
woordjes voorlas – er stond niets op papier of op het bord. Ik kon het tempo
bijbenen, omdat ik alleen de eerste en laatste letters opschreef. Ik was een
week lang zo verguld met mijn tien, dat ik voor de andere toetsen niet kon of
wilde leren, maar dat maakte me ook niet uit. Een tien voor Latijn zou niemand
me ooit nog afpakken.
Als ik nu een toets nakijk, lijk ik nog het meest op een
doorgewinterde supporter van Feyenoord, al zoveel jaren wachtend op een kampioenschap.
Ik juich met twee handen in de lucht als de eerste vijf antwoorden goed zijn en
maak wegwerpgebaren als een leerling met de finish zicht zijn eerste en enige fout
maakt. Als er maar enigszins een mogelijkheid bestaat om de tegenstander, het
antwoordmodel, te beïnvloeden, dan grijp ik mijn kans. Ik duik als
een onderzoeksjournalist de boeken in, op zoek naar een bewijs voor het antwoord
dat de leerling gaf. Tot nu toe heb ik de strijd altijd verloren, maar als een echte supporter blijf ik achter mijn doel
staan. Er moet en er zal een tien gaan vallen. Ik voel dat er de eerste eraan zit te komen.