In de warme meiweken van 2006 deed ik eindexamen. In
tegenstelling tot klasgenoten was ik niet nerveus. Omdat ik nagenoeg altijd
nerveus was, vertrouwde ik het niet. Waarom was ik niet gespannen? Waarom wilde
ik niet investeren in belangrijke eindexamens? Waarom dacht ik het met minimale
inzet af te kunnen? Waar kwam die arrogantie plotseling vandaan? Ik wilde
helemaal niet zo zijn. Bovendien bood mijn cijferlijst ook geen ruimte om zo te
zijn. Ik snapte er niets van. Na het laatste examen hield ik twee weken mijn
adem in, totdat ik op school hoorde dat ik geslaagd was. Om me heen sprongen
leerlingen in de lucht. Ik deed niets. Ik keek met een beschaamd gezicht naar
de rector: moest ik opbiechten wat ik gedaan, of beter, niet gedaan had? Had ik
wel recht op mijn diploma?
Zij weten al een tijdje dat ze geslaagd zijn. Deze
leerlingen zijn gebeld door hun mentor, dezelfde mentor die hen nu toespreekt.
Vanuit mijn positie – de lange docententafel aan de rand van de docentenkamer –
heb ik uitzicht op alle stralende ouders, op fotograferende broers en zussen en
op de ongemakkelijke examenleerlingen. Ze hebben hun diploma in het vizier,
maar voordat ze het mee mogen nemen, luisteren ze naar een verhaal over hun schoolcarrière,
hun talenten, hun onhebbelijkheden en de onhebbelijkheden van hun mentor. En
dat ze er uiteindelijk een mooi jaar van hebben gemaakt, samen, en dat er voor
de leerling nog zoveel in het verschiet ligt. Het zal allemaal wel. Het publiek
lacht, de mentor zweet en de examenleerling kijkt, naar het diploma – mag ik
al? Voor hen mag het een onsje minder, maar het publiek smult van de anekdotes.
En, eerlijk is eerlijk, ze horen erbij. Het behalen van je diploma is een
prestatie om bij stil te staan, om te beginnen letterlijk.
Mijn shirt was felrood en mijn rafelige blouse zo groen als
gras. Misschien kwam het door mijn matige eindexamenweek, maar ik vond deze
combinatie uitermate geschikt voor de diploma-uitreiking. Dat was het niet, zag
ik op school, toen mijn vrienden in smoking op me af stormden. Het was alsof ze
vandaag opnieuw gehoord hadden dat ze geslaagd waren. Ze lachten en duwden me,
misschien omdat ze zagen dat ik (nog) niet zo in de stemming was. Gelukkig
zeiden ze niets over mijn outfit. Ze namen me mee naar de stoelen die voor ons
bedoeld waren. ‘Gereserveerd’, stond erop. Ik wilde geen gereserveerde stoel,
ik wilde een stoel ergens achterin de zaal, een stoel naast mijn ouders en
broer, omdat zij hier speciaal voor mij waren. Dat idee vond ik al ingewikkeld
genoeg. Mijn gereserveerde stoel was even ongewenst als het nieuws dat één van
onze docenten onze mentor verving, vanavond.
Omdat de leerlingen uit mijn examenklas in verschillende
stamgroepen zitten, loop ik van de ene naar de andere uitreiking. Ik kom langs mentoren
met cadeautjes, mentoren met grappige en soms pijnlijke herinneringen, mentoren
met treffende observaties. Ze hebben er veel werk van gemaakt. Een enkele keer
neemt een leerling het woord, of iemand uit het publiek. De sfeer is uitgelaten
en broeierig. Ik voel de hitte in de lokalen, het ongeduld van de leerlingen en
hun voortdurende blijdschap. Af en toe meen ik te zien dat een leerling nog één
keer de school in zich opneemt. Dan is het tijd voor iets te drinken, en voor
de laatste felicitaties. Familieleden stellen zich voor aan andere familieleden
terwijl de examenleerlingen voor de twintigste keer hun studie- of
niet-studieplannen uit de doeken doen. Ze horen dat ze het vooral rustig aan
moeten doen en nemen vervolgens dankbaar en een beetje opgelucht de
felicitaties in ontvangst. Sommige docenten geven drie zoenen en bevestigen
daarmee dat het er voor de leerling op school voorgoed op zit.
Op mijn handtekening had ik beter geoefend dan op het
merendeel van de examens, maar toch had ik grote moeite om in één beweging het onder
mijn neus geschoven document te tekenen. ‘Toe maar’, zei de invalmentor, alsof
ik op een hoge duikplank stond. ‘Teken maar.’ Ze lachte en keek tegelijkertijd afwisselend
dwingend naar mij en bezorgd op de klok. Ik treuzelde, terwijl ik niets liever
wilde dan dit achter de rug hebben. Misschien zou ik er ooit nog van genieten,
als ik de examens één voor één uit mijn herinneringen gewist had. Nu moest het
vooral zo snel mogelijk voorbij zijn. In een ooghoek zag ik mijn moeder achter
een fototoestel. Ook dat nog. Toen ik eindelijk getekend had, keek de invalmentor
de zaal in. Met overslaande stem vroeg ze of de volgende leerling zijn diploma
kwam ophalen. Voor anekdotes was geen tijd.
Ik ben inmiddels trots op de foto en op mijn diploma, ook al
kan ik me sommige eindexamens nog goed herinneren. Dat maakt niet uit. Het
diploma staat voor veel meer dan voor de eindexamens. Als ik die wetenschap –
want ik wist het denk ik wel – negen jaar geleden had toegelaten, was ik boos
geweest op school, vanwege de aanfluiting die de diploma-uitreiking was. Alsof niet
alleen ik, maar ook school wilde doen alsof het slagen niets voorstelde. Een
invalmentor, wat een grap. Dat het een knappe prestatie is en voor sommigen veel meer dan dat, dat hebben de mentoren bij ons op school aangetoond en de
examenleerlingen bewezen. Gefeliciteerd, geslaagden! En gefeliciteerd, niet
geslaagden, met alles wat het eindexamen niet in cijfers heeft kunnen vangen.