Boeken en
mappen vliegen als één geheel mijn rugzak in. De bureaustoel waarop mijn tas
staat trilt. Bij het optillen van de tas hoor ik de schouderbanden piepen. Mijn
laptop moet er ook nog in. Ik besluit alles over te hevelen naar mijn andere
tas: een oude, zware maar mooie boekentas, gekregen van mijn moeder; daar kan
net iets meer in. Bij het optillen piepen ditmaal niet de schouderbanden van de tas, maar die van mij. Met de slaap nog in mijn ogen kijk ik
een aantal seconden radeloos van de ene tas naar de andere. Dan breng ik de
helft van de spullen weer terug naar tas 1, waarna ik beide tassen omdoe.
Zwalkend en verstrikt in de draagbanden loop ik richting de auto, die een meter
of duizend verderop geparkeerd staat en waarin de bestuurder me via de app
vraagt waar ik blijf.
Op school
aangekomen gaan de boeken over vloeken en scheldwoorden, die ik in de laatste
les aan een leerling wil uitlenen, mijn postvak in – niet vergeten! De gewonnen
ruimte in tas 2 wordt algauw weer opgevuld door verse kopieën van toetsen en
antwoordbladen. Als ik voor langere tijd ruimte wil vrijmaken, moet ik zo snel
mogelijk al mijn boterhammen opeten. Of ik moet de komende uren spullen in lokalen
gaan achterlaten. Het wordt het laatste.
Het eerste
uur is de mentorles. Mijn laptop met daarop allerlei belangrijke mededelingen,
uitslagen en afspraken draait overuren. Zonder oplader ga ik naar het volgende lokaal.
In het tweede uur gebruik ik in plaats van de laptop het bord. Ik merk niets
van de verdwenen oplader, zoals ik in het derde uur, waarin de leerlingen
vooral zelfstandig aan het werk zijn, niets merk van de in het vorige lokaal achtergelaten
bordstiften. In de pauze schiet me ineens te binnen dat ik nog laptopkarren
moet reserveren. Als dat gelukt is, verlaat ik opgetogen en zonder agenda het
studiehuis.
’s Middags staan
er nog drie lessen op het programma. Ik heb inmiddels het vermoeden opgevat dat
mijn tassen lichter zijn geworden, maar koppel deze dwaasheid aan de gewenning
die hoogstwaarschijnlijk ter hoogte van mijn schouderbladen is opgetreden.
In het vierde uur deel ik nagekeken toetsen
uit. Deze toetsen kunnen uitgebreid worden ingezien, maar wil ik aan het einde
van de les wel weer terug. Geen probleem. De toetsen worden een paar minuten
voor tijd opgestapeld en op mijn bureau gelegd, waar ik ze een uur of wat later
weer terug zou vinden. Aan het einde van het vijfde uur krijg ik honger. De bel
is het startschot van de pauze. Ik haal wederom vier boterhammen tevoorschijn. In
mijn ooghoek zie ik nog een jas liggen en in een andere ooghoek de eigenaar
ervan lopen. Ik loop hem achterna. De vier in folie gewikkelde boterhammen die
ik in mijn hand heb leg ik zolang even op de kast in het lokaal.
Voor het
laatste uur heb ik de gereserveerde laptopkar nodig. Ik had in mijn agenda
opgeschreven welke kar dat was. En anders kan ik het op mijn laptop opzoeken. En
anders schrijf ik op het bord wat de leerlingen alvast kunnen doen en dan vraag
ik het beneden even. Leg ik meteen de door mij en de nagekeken toetsen in mijn
postvak. En nog een extra boterhammetje zou er ook wel ingaan.
Waar zijn
die ###-boeken trouwens gebleven?