zaterdag 3 mei 2014

... denk ik bij 'buitenlandse reis' aan die ene dag dat iedereen in Pompeï was.

Een veelgehoorde opmerking in de docentenkamer is, bij het stijgen van de temperatuur, dat in deze maanden de tijd zo snel gaat. Deze vaststelling gaat vaak samen met een onverklaarbare gelatenheid. Ik merk ook dat de tijd snel gaat. Gisteren legde ik klas 1hv1 nog uit dat het gezegde altijd bestaat uit alle werkwoorden in de zin en vandaag leg ik uit dat ze dat weer mogen vergeten. In de tweede klas ben ik aangekomen bij stof die voor mij net zo nieuw is als voor de leerling, met de vierde klas ben ik begonnen aan de laatste opdracht van het jaar en in de vijfde klas vallen er zoveel lessen uit, dat ik geen idee meer heb waar we gebleven zijn. Gelukkig heb ik een week om dit stil te houden en te weten te komen. De leerlingen uit de vijfde klas zijn namelijk op buitenlandse reis.

Ik weet nog precies uit welke steden wij in de vierde klas konden kiezen: Barcelona, Berlijn, Londen, Praag, Athene en Rome, waarvan de laatste twee opties alleen golden voor gymnasiumleerlingen. De reizen vonden plaats in de week voor de meivakantie. Ik zou nog maar een week of zes door het leven gaan als gymnasiumleerling, maar dat wist alleen ik, en dus schreef ik me in voor de Romereis. Mijn vriendin ging naar Athene. Dat vond ik jammer en spannend tegelijk. Zij ook. We zeiden tegen elkaar dat we het jammer vonden en dat we elkaar gingen missen.

We verzamelden op een parkeerterrein in Berkel-Enschot, waar de bus ons zou ophalen. Met de reis naar Berkel-Enschot, dat op twee kilometer van Tilburg lag, was in feite de buitenlandse reis al begonnen. Onze triomfantelijke gedachten gingen uit naar leerlingen van de eerste, de tweede, derde, vijfde en zesde klas, die gewoon op school zaten. Gewoon op school, in Tilburg. Wij zaten in een bus in Berkel-Enschot, een bus die omcirkeld was door ouders die het eigenlijk allemaal maar niks vonden. Maar ja, het hoorde erbij en het zou vast allemaal goed gaan.

Het ging inderdaad allemaal goed, totdat ik de derde dag een zonnesteek opliep. Dat was in het onbeschutte Ostia, waar het bovendien tegen de 40 graden was. De reisleiding, bestaande uit mijn ontzagwekkende docent Latijn, mijn vrolijke mentor uit de eerste klas, een eigenwijze docent geschiedenis, de strenge teamleider van de middenbouw en een jonge en oude(re) docent ckv, had ons nog zo op het hart gedrukt om een pet te dragen en voldoende te drinken. Ik, als scheidend gymnasiumleerling, liet mij echter niet zomaar iets op het hart drukken en bood die dag de zon achteloos het onbedekte hoofd. Die avond lachte ik om de pet van één van de docenten: een witte cap met flappen tot onder de oren. Wat een gezicht was dat!

Diezelfde docent, de eigenwijze docent geschiedenis, kwam me aan het einde van de volgende dag opzoeken op mijn kamer. Hij gaf me een boekje van Pompeï en vertelde me dat mijn groepsgenoten het erg goed hadden gedaan. We hadden een 8 gekregen voor de presentatie waar ik part noch deel aan had gehad. Hij zei dat ik het zeker wel jammer vond dat ik niet mee had gekund en hoe het die dag met me was gegaan.

Een glas versgeperste jus d’orange, nog een glas, nog een glas, de fles met het restant, Griekse yoghurt met muesli, croissantjes, een tijdschrift, een boekje over Rome, thee, twee appels en batterijen voor de afstandsbediening, die het niet meer deed. Ik somde alles op wat ik van de thuisblijfdocenten had gekregen. De eigenwijze docent geschiedenis knikte bewonderend en fronste toen zijn wenkbrauwen: ‘Als dit maar niet het enige is wat je over tien jaar nog over deze reis kan vertellen’, zei hij, en hij lachte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten