zondag 11 mei 2014

... droom ik ervan om andere vakken te geven.

Ik droom een vreemde droom. Het is de nacht na de tienminutengesprekken. Ik zie mezelf op school, in een lokaal waar ik normaal gesproken niet kom, een wiskundelokaal. Eén voor één lopen de leerlingen naar binnen; op mijn grafische rekenmachine check ik of we compleet zijn. Dat zijn we. We kijken huiswerk na. Ik geef leerlingen de beurt en knik bevestigend en opgelucht bij elk antwoord dat wordt gegeven. Een leerling met een vraag stuur ik de klas uit.

Het tweede uur geef ik aardrijkskunde. De les gaat over Brabant. Ik vertel de klas dat Brabant de grootste en belangrijkste provincie in Nederland is en dat er verreweg de meeste mensen wonen. Aan het begin van de les geschiedenis, die erop volgt, stappen we met zijn allen in een tijdmachine, die ons naar de 16e eeuw brengt. Voor onze neus wordt Willem van Oranje vermoord en vervolgens Balthasar Gerards gemarteld. Ik beloof de leerlingen dat ze morgen vrij zullen hebben om het allemaal een beetje te verwerken. Maar eerst gym.

We gaan voetballen. Ik maak teams: zesentwintig leerlingen vormen samen team A. Ik ben in mijn eentje team B. Bovendien ben ik geblinddoekt. Ik win, afgetekend, met 10-0. Elk doelpunt vier ik uitbundig. De leerlingen druipen teleurgesteld af. Als ik me omgekleed heb, ren ik naar het tekenlokaal. Daar zijn de leerlingen al begonnen. Met houtskool maken ze een schets van een tiental collega’s dat zich verzameld heeft in het lokaal. De collega’s staan naast elkaar, de armen over elkaars schouders, en lachen naar de leerlingen. Allemaal hebben ze een rode clownsneus op. Snel haal ik mijn neus tevoorschijn en voeg ik me bij de groep.

Eén leerling overhandigt me haar tekening. ‘Hier, meneer, voor boven uw bed.’ Dan wijst ze naar de klok. ‘Moeten we niet al naar de volgende les?’ Ik kijk op de klok en zie dat het inderdaad alweer tijd is. ‘Ah oui, c’est vrai’, antwoord ik. Terwijl mijn snor groeit en mijn stem zwoeler wordt, lopen we naar de eerste verdieping, naar de talenlokalen. Daar staat Jacques Brel ons al op te wachten. Hij verwelkomt ons en samen zingen we vervolgens zeventig minuten lang over de passé composé. Als de les voorbij is, eet ik een broodje en bereid ik snel doch effectief de volgende en tevens laatste voor: de les Nederlands.

Aan mijn bureau staat meteen een lange rij leerlingen. Ze vragen allemaal toestemming om een zelfgekozen boek te lezen voor de lijst. Ik vertel hen dat alle boeken goed zijn. Daarna leg ik op een samenhangende en begrijpelijke manier de beknopte bijzin uit. De tijd die overblijft besteden we aan creatief schrijven. Een leerling wil een verhaal schrijven over een school met één leraar, die alle vakken geeft. Ik twijfel over het voorstel en zeg hem er een nachtje over te zullen slapen. Als de les afgelopen is, lopen de leerlingen zingend naar buiten. Ze zijn uit, een uur eerder dan normaal. Normaal hebben ze nog muziek, maar die les valt uit. De docent ligt op bed; hij zal wel ziek zijn.

Het was een lange nacht. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten