zondag 23 maart 2014

... heb ik nooit genoeg tijd.

‘We moeten af van het tijdschema’, zei een meisje in de klas. Het was vrijdagmiddag het laatste uur, een moment waarop het tijdschema het traditioneel moeilijk heeft, en ik deelde een opdracht uit. Op het bord stond de planning van de les, die voor het meisje de aanleiding was om haar mening hierover te geven. Het was een strakke planning. De eerste vijf minuten konden de leerlingen gebruiken om de tekst te lezen, de vijf minuten daarop om vragen te bedenken en op te schrijven. Daarna, in de tweede ronde, hadden leerlingen wederom vijf minuten om de andere tekst te lezen en de vragen van buurman/buurvrouw te beantwoorden. Voor het laatste deel van de opdrachten waren tien minuten gereserveerd.

Na een paar (kostbare) minuten was iedereen bezig. Behalve het meisje dat zou willen dat er geen tijdschema’s bestonden. Ze stak haar hand op en fronste met haar wenkbrauwen, steeds iets verder, totdat ik bij haar tafel stond. ‘Dit benauwt me’, zei ze. ‘Ik heb de tijd nodig om rustig de tekst te kunnen lezen en nu voel ik me opgejaagd.’ Ik kon me hier wel iets bij voorstellen. ‘Ik kan me het voorstellen’, zei ik, ‘maar we zijn nu eenmaal gebonden aan de lestijden en ik wil dat jullie de opdracht in de les maken. Naar mijn inschatting hebben jullie voldoende tijd voor de opdracht.’ ‘Daar gaat het me niet om’, zei de leerling en ik wist precies wat ze bedoelde. Haar verontwaardiging werd steeds beter zichtbaar. ‘Het gaat me om het gevoel onder druk te staan. Ik wil de opdracht goed maken, maar ben op deze manier meer met de tijd bezig dan met de opdracht.’

‘Ga rustig aan beginnen’, bond ik in, ‘dan houd ik de tijd voor je bij. Je red het makkelijk, dat weet ik zeker.’ Met lichte tegenzin begon de leerling met lezen. Af en toe keek ze gespannen om zich heen. Eén keer keek ze naar de klok, maar die stond stil. Ze zuchtte en las geforceerd verder. Ik wilde haar zó graag zeggen dat ik het helemaal met haar eens was, dat we (ook) in mijn ogen met tijdschema’s onze afgebakende tijd verder afbakenen, net zolang totdat we zulke kleine brokjes tijd overhouden dat elke ademhaling tijdverspilling is. Ik zou zó vaak de tijd willen negeren, maar ik krijg het bijna nooit voor elkaar. Ook niet in deze les op vrijdagmiddag. Ik wilde met de leerling in gesprek gaan over de verlammende werking van het tijdschema, maar had er geen tijd voor.


In plaats daarvan keek ik naar mijn telefoon. Eén minuut nog. Ze was al klaar met lezen, zag ik. Ik moest lachen, zij ook. Daarmee bespaarden we in één klap heel veel tijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten