zondag 2 februari 2014

... ben ik op andere momenten toch weer overduidelijk een docent.

21-02-2013
MSN-taal. Dat zei ik. MSN-taal. Ik had rekening gehouden met allerlei reacties of het gebrek eraan, maar dit had ik niet zien aankomen. De klas barst in lachen uit. ‘Dat bestaat niet meer, meneer!’ Roept een leerling. ‘Wat? MSN-taal?’ ‘Nee! MSN! MSN bestaat niet meer’. Ik kan mijn oren niet geloven. MSN bestaat niet meer? Er wordt wederom hard gelachen. ‘Echt al jaren niet meer’, wrijft een andere leerling het erin. Ik lach besmuikt mee, terwijl ik broed op een synoniem. Dat had ik beter niet kunnen doen. Na ‘sms-taal’ is de les ten dode opgeschreven.

MSN kwam tegelijkertijd met mijn buitenboordbeugel: in de eerste klas installeerde ik het programma op mijn computer. Mijn e-mailadres was bugsbruggink@hotmail.com en om die reden heette ik Bugs Bruggink – naar één van mijn favoriete PSV’ers Arnold Bruggink, of naar één van mijn favoriete Looney Tunesfiguren Bugs Bunny. In het begin had ik maar een paar vrienden. Ik was er vroeg bij, maakte ik mezelf wijs. Om altijd te kunnen zien wie van deze paar vrienden online waren en om zelf te bepalen wanneer ik dat was, was mijn status altijd afwezig. In de praktijk was ik vaak het tegenovergestelde van afwezig: dan zat ik doodstil achter de computer, alert op alles wat op MSN kon gebeuren.
Toen de vrienden langzaam toenamen, deden de verschillende MSN-namen dat ook. Ik zag op het scherm regels uit songteksten en levensmotto’s verschijnen, omringd door veelbetekenende symbolen en smileys. Het waren vaak gewichtige boodschappen, die niet helemaal strookten met de Mr. Beanagenda’s die naast de MSN’ers op de bureaus lagen. Maar aan die wetenschap had ik niets; Bugs Bruggink verbleekte bij alle filosofische wijsheden en dus moest er een andere naam komen. Ik koos een regel uit een nummer van The Streets: iets over climbing the ladder. Ik had geen idee wat het betekende, maar de regel viel niet uit de toon bij de andere en daar ging het om. Ik plakte er drie puntjes achter om de naam wat extra lading te geven…
Op school merkte ik dat MSN er niet voor niets was. Ik ging steeds meer de behoefte voelen om dingen te bespreken, mogelijk omdat ik steeds meer dingen meemaakte, maar waarschijnlijk omdat er overal op school door iedereen van alles besproken werd. Die gesprekken gingen nog wel eens langs me heen, maar op MSN haalde ik deze gespreksachterstand dan in door honderduit te klagen over leraren, zonder enige aanleiding nieuwe liefdes te voorspellen of te bemiddelen in ruzies die er eigenlijk niet waren. Het leven kreeg wat meer diepgang, concludeerden we, op MSN. Doordat niemand met een MSN-naam als Bugs Bruggink hier tegenin durfde te gaan, heb ik pas recent ontdekt dat dat eigenlijk wel meeviel.
Behalve toen ik ging MSN’en met een heel leuk meisje. Elke dag. Met haar MSN’en werd een even zenuwslopende als belangrijke bezigheid. We spraken af om op bepaalde tijden te MSN’en. Dan zorgde ik ervoor dat ik op offline stond – een recente ontdekking – en dat ik een paar uur niets anders te doen had. Vanaf de begroeting werd elke zin het resultaat van veel wanhopige pogingen er één te schrijven. Alles moest ertoe doen. Op een dag schakelden we over op geheimtaal; dat hielp iets. We durfden nu te schrijven dat we elkaar leuk vonden. Soms zetten we de webcam aan en zwaaiden we. Het hielp allemaal niet veel, want als we elkaar op school tegenkwamen, liepen we nog altijd in een verlegen boog om elkaar heen. Toch maakte dat niet veel uit: we hoefden onze virtuele verkering niet in het echte leven te bewijzen.
(L):(:@Liefuh MSN, kga je missuh... R.I.P.:(:@(L)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten