zondag 2 februari 2014

... denk ik af en toe aan mijn eigen schooltijd terug.

01-06-2012
Ik heb een koptelefoon gekocht. Een beschaafde, maar toch, een koptelefoon. Ik zal hier niet beginnen over de voordelen van een koptelefoon, maar geloof ze, die zijn er. Eén van de nadelen, behalve dat volwassen dragers eruitzien als middelbare-scholieren, is dat de koptelefoon zich geen raad weet met fietshelmen. En laat ik nu, direct na aanschaf, een stuk gaan fietsen op mijn racefiets. Valse start voor de koptelefoon, laatste kans voor de oordopjes.

Ik fiets met muziek van een hele tijd geleden een route van een hele tijd geleden. De route gaat via Oisterwijk naar Hilvarenbeek en van Hilvarenbeek weer terug naar Tilburg. Het laatste stuk is nostalgisch (nu al): het is mijn schoolfietsroute. Deze start bij de parkeerplaats van Abrahams Bouwmaterialen, waar we elke dag verzamelden. In de eerste klas om kwart over zeven, in de zesde om kwart over acht, of niet – ze bekijken het maar mooi. In de eerste met vier tassen, aan elkaar en de fiets gebonden met dikke spinnen waarmee normaal het IKEA-meubilair in busjes bij elkaar gehouden werd; in de zesde met een flodderige schoudertas met een paar boeken, of zonder – ze bekijken het maar mooi.

Bij Abrahams werd bepaald met wie je zou fietsen; een combinatie van geografische opstelling en tijd van vertrek. Bij een slechte loting kon je nog uit de brand geholpen worden door de delegatie uit Biest-Houtakker, die een eigen vertrek-/aanhaakplaats hadden honderd meter verderop. Had je echter meteen beet, dan was het zaak je partner goed in de gaten te houden door schouder aan schouder te fietsen en onafgebroken sterke verhalen te vertellen. Dat moest je vol zien te houden tot de eerste oversteekplaats. Daar werden eventuele burenruzies opgelost en kon de fietstocht echt beginnen. Een route die in de eerste ongeveer een half uur in beslag nam en in de zesde een tot drieënhalf uur - ze bekijken het maar mooi - duurde.

Ongeveer op de helft bevond zich, plompverloren, een café, of iets wat daarvoor moest doorgaan. Een kapotte schommel illustreerde de vervallen staat waarin het verkeerde. Er was nooit iemand te bekennen, binnen noch buiten op het terras, terwijl in de wijde omtrek geen andere cafés te bekennen waren. Onze eerste ervaringen met vege tekens. Je peinsde er niet over een voet binnen te zetten, zelfs niet bij acute dorst, honger of geldingsdrang. Spookverhalen stapelden zich al gauw op en maakten het café tot een mysterieuze attractie en een bron aan inspiratie voor sterke verhalen die de volgende ochtend wellicht van pas zouden komen.

Even verderop lag de wijk Broekhoven. Waar het onheil zich bij het café nog verborgen hield, lag (hing) het in Broekhoven op straat. Wheelyende scooters, schreeuwende locals, drugsdealende kleerkasten, aan alles was gedacht. Bang gemaakt door verhalen over in elkaar geslagen scholieren reden we in de eerste nog wel eens een paar niet veel veiligere straten om, maar naarmate we steeds vaker schoolgenoten heelhuids op school zagen verschijnen, boden we Broekhoven vol aangezette trots het hoofd. En al zagen we dat het allemaal niet zoveel voorstelde, op school beweerden we het tegendeel en hielden zo een tweede mythe in stand.

Als ik Broekhoven uit ben, rijd ik door het centrum naar het huis van mijn ouders. Ik wacht bij een stoplicht, tegenover school. Ik kijk, wat langer dan normaal, naar het gebouw. Niets veranderd, aan de buitenkant. Als ik omkijk zie ik drie jongens. Ze lopen zwijgend langs me de school in. Ze zijn een jaar of veertien, schat ik. Ze dragen alledrie een koptelefoon. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten