zondag 2 februari 2014

... haal ik wél een goed cijfer voor het eindexamen Nederlands.

11-05-2013
Het lokaal is niet groter dan een studentenkamer, in Utrecht, van een eerstejaars student. Toch is het een fijn lokaal. Met zes leerlingen en een trainer is het er direct gezellig. Buiten regent het. Dat helpt. Niemand wil weg; iedereen wil trainen, in de hoop de opgelopen achterstand voor het vak Nederlands in te halen. Dinsdag is het examen, dus er is nog tijd.

Nu Nederlands een kernvak is, is een voldoende als eindcijfer verplicht. Deze wetenschap zorgt voor de nodige extra spanning, die van de zes deelnemende gezichten af te lezen is. ‘Ik ben echt een kluns in Nederlands’, opent de eerste. In zijn stem klinkt wanhoop door. ‘Ik schrijf nooit op wat de docent wil lezen’, voegt een volgende daaraan toe. ‘En ik zit altijd over het maximum aantal woorden heen.’ Ik schrijf alle problemen op en beloof ze in de training te verwerken. Gelukkig heb ik daarvoor twee dagen de tijd.

‘De theorie neem ik kort met jullie door, zodat we daarna allemaal een vergelijkbaar vertrekpunt hebben.’ Deze zin heb ik de laatste jaren een keer of twintig uitgesproken. Ik probeer dat niet te laten merken. De leerlingen slaan aarzelend hun examenbundels open – theorie, waar dan? Ik probeer niet alle signaalwoorden afzonderlijk te bespreken, maar doe het toch. Ik neem me voor om een selectie van de schrijfdoelen te behandelen, maar behandel ze vervolgens allemaal. Van kort is na een uur geen sprake meer. Als spijtbetuiging las ik een korte pauze in.

Na de pauze en het laatste stukje theorie beginnen we (ik heb ‘m ook nog niet gemaakt) met de eerste examentekst. ‘Een recente tekst is het meest geschikt’, zeg ik, ‘maar belangrijker nog is dat jullie de tekst allemaal nog niet gemaakt hebben.’ De keuze valt op de eerste tekst uit het examen van 2002, eerste tijdvak. Hij gaat over stilte en de natuur. Fronsende gezichten maken duidelijk dat het onderwerp niet zo aanspreekt. Mijn gezicht fronst mee; het is een lastige tekst.

De antwoorden die de leerlingen geven zijn soms goed en soms fout. Ik probeer steeds uit te leggen waarom een antwoord goed of fout is. Dit is een hele klus, helemaal omdat ik zojuist heb uitgelegd wat ‘ontduiken van bewijslast’ inhoudt en ik me daar dus niet schuldig aan kan maken. Na een hoop geploeter zijn alle antwoorden besproken en zeggen de leerlingen, versuft door alle natuur, stilte, signaalwoorden en hoofdgedachtes, dat ze het begrijpen. Ze hebben groot gelijk. We gaan lunchen.

Morgen samenvatten. Dan presenteer ik u de hoofdzaken van deze tekst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten