zondag 2 februari 2014

... komen al mijn vaardigheden van pas.

13-05-2013
Fluisteren. Ik ben er altijd goed in geweest. Als peuter al fluisterde ik, meestal tegen mijn knuffels. Ik vertelde hun dat ik blij was, of boos, bijvoorbeeld omdat ik de aardappelpuree met rode kool niet lekker vond. Jaloers keek ik naar de andere borden met (hetzelfde) eten. ‘Ikke ook’, fluisterde ik dan. Mijn knuffels luisterden en fluisterden terug. Zij waren er nog beter in dan ik. Ze fluisterden zo zacht dat alleen ik hen kon verstaan.

Op school fluisterde ik tegen klasgenoten – nooit tegen de juf – over de plannen na school. We fluisterden ons een weg door belanghebbende vragen als ‘Wat gaan we doen?’ en ‘Waar gaan we dat doen?’ En natuurlijk: ‘Met wie?’ Na school fluisterde ik met dezelfde klasgenoten bij wijze van teambespreking en ‘s avonds fluisterde ik noodgedwongen tegen mijn ouders en mijn broer. Op het voetbalveld had ik een paar keer zo hard gejuicht dat er van mijn stem niets meer over was.

Mijn manier van fluisteren heeft zich gaandeweg de jaren ontwikkeld van een opgewonden, geheimzinnig, belangrijk klinkend sissen in een geniepig, theatraal stemmetje vol ongewenste lucht. Als ik vroeger fluisterde leek het alsof ik iemand de geheime code voor een kluis vol goud gaf, nu alsof ik iemand een vunzige mop vertel. Geen uitgesproken positieve ontwikkeling dus, maar feit is dat ik nog altijd op niveau fluister: zacht, verstaanbaar en geïntoneerd. Daar gaat het tenslotte om.

Niet iedereen beheerst de kunst van het fluisteren. Vooral jongens hebben er moeite mee.  Een zware, diepe stem vervangen door een oppervlakkige, dunne is ook geen eenvoudige opgave. Toch lijken sommige jongens niet eens de moeite willen nemen om het te proberen. Ze draaien enkel de volumeknop iets omlaag en kijken bij het uiten van hun boodschap vooral erg fluisterend: ze laten, met grote ogen, zien iets met je te willen delen. Zodra ze hun mond open doen kan iedereen horen wat er is: ‘Jordi kijkt de hele tijd bij me af.’ Jordi heeft het gehoord en dat was de bedoeling.

Dan zijn er ook nog jongens die wel de moeite nemen, maar simpelweg niet over de juiste middelen beschikken. Hun stem weigert in de fluistermodus te gaan. Deze jongens beginnen hun uiting vaak fluisterend maar hebben het vervolgens allemaal niet meer in de hand. Er barst een strijd los tussen de bedoeling van de jongen en de bedoeling van de stem. Een schokkende, afwisselend luid en zacht uitgesproken zin met veel uitschieters is het gevolg. Een fluisteraar van dit type is altijd opgelucht als hij uitgesproken is en de ontvanger hem begrepen heeft.

Ik wil altijd kunnen blijven fluisteren, maar als jongen, met een bedenkelijke fluisterontwikkeling bovendien, is dit geen vanzelfsprekendheid. Misschien dat er een dag komt waarop ik in een tuincentrum loop – laten we hopen van niet – en vraag hoe duur een tuinstoel is, het bedrag hoor en met mijn gezicht naar mijn vriendin roep: ‘Wat duur zeg!’ Als het zover komt, zeg ik liever niets meer, in de hoop dat alles wat ik niet zeg anderen fluisterend zal bereiken. Mijn knuffels konden het, dus waarom ik niet?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten